ter sprake de vriendschap van Annette voor den jongen litterator, Levin Schücking, een zoon van een vroegere vriendin van Annette, Katharina Busch. - De opvatting van den schrijver over de verhouding van de dichteres tot haar vriend lijkt mij nogal aanvechtbaar, vooral waar het Levin Schückings gevoelens betreft. Over die vriendschap is door de vele biografen van Annette von Droste veel, te veel geschreven. Uit Levin Schücking's ‘Lebenserinnerungen’, uit zijn brieven aan Annette, uit zijn brieven aan zijn latere verloofde Louise von Gall leert men den aard van zijn genegenheid het best kennen. Het dichtst bij de waarheid en het sympathiekste wat over die verhouding is geschreven, lijkt mij de beschouwing van Dr. Reinhold Conrad Muschler in zijn inleiding tot de ‘Briefe von Annette von Droste-Hülshoff und Levin Schücking’. -
In sommige gedeelten is het boek nogal langdradig en de schrijver weidt wat te lang uit over weinig beteekenende onderdeelen, terwijl deze beter wat bekort waren en er wat meer plaats geschonken was, b.v. aan eenige aanhalingen uit Annette's brieven. Wij hadden dan ook nog wat meer gehoord van eenige personen met wie zij zeer bevriend is geweest, b.v. van Amalie Hassenpflug, haar oudste vriendin, aan wie zij een aardig gedicht heeft gewijd, het speelsche, zangerige ‘Der Traum’, -van Wilhelm Junkmann, aan wien zij ook een zeer fijngevoeld gedicht heeft opgedragen, over haar nichten von Haxthausen, Sophie vooral, met wie zij veel correspondeerde. Door die brieven was dan ook een eigenschap van Annette naar voren gekomen die karakteristiek is voor haar gedichten, haar brieven en zeker ook wel voor haar gesprekken, haar humor namelijk. Haar vergelijkend met andere schrijfsters zegt Levin Schücking, haar eerste biograaf: ‘Nur bei Annette von Droste waltet ein echt humoristisches Element, eine wirkliche Naturanlage für die humoristische Auffassung.’
Het vierde, laatste deel van het boek, is korter dan de vorige: de stijl is strakker, de inhoud soberder verhaald, de indruk is daardoor sterker; - te recht noemt de schrijver dit deel ‘Die Droste’, in dit deel immers, dat begint met Annette's en Schückings verblijf op de Meersburg in den winter van 1841-'42 valt de geschiedenis van haar lyrischen dichterarbeid; - van de uitgave der gedichten van 1844 die haar bekend en beroemd maakten. Haar laatste levensjaren op Rüschhaus en weer in Meersburg, haar heimwee, haar berusting en haar dood zijn mooi beschreven.
Het is jammer dat er nogal veel kleine onnauwkeurigheden door het boek verspreid zijn. Zoo wordt graaf Werner von Haxthausen een stiefzoon genoemd van de oude Freifrau Maria Anna von Haxthausen; dit is onjuist; alleen Annette's moeder was een stiefkind, alle andere veertien kinderen waren eigen zoons en