De Gemeenschap. Jaargang 14(1938)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 319] [p. 319] Jac. Schreurs M.S.C. Twaalf kaarsen Wat weet ik, dat ik niet van and'ren weet, Die weer aan vreemden danken wat zij weten? Deez' wetenschap is mijn: dat God het leed, Voor wie Hij zoeken wil, niet heeft vergeten. De Heer is Liefde: doet m'elk ding verstaan; Doch wijs èn dwaas zal vroeg of laat bevinden: Dat deze God ons niet volmaakt beminde Als Hij geen stok bezat om ons te slaan. God openbaart zijn Wijsheid aan de wijzen; Doch wie te groot op jacht gaan in zijn land Blinddoekt zijn humor met een lap verstand; God laat niet schieten onder zijn patrijzen. ‘Luister!’ zegt wijsheid en gij zult verstaan, ‘Fluister!’ dringt liefde vurig bij mij aan; Wat moet ik doen, nu God mij van twee kanten Een oor en slechts één mond in 't midden plantte? Wat is het, God, angst of nieuwsgierigheid: Dat ik somtijds den lust niet kan weerhou'en Achter den strakken blinden muur te schouwen Die mij van U - hoelang, hoelang nog - scheidt? Wat is het best: verlangen of bezit? Want wie verzaad is kan niet meer verlangen; Totdat de zwanen zwart zijn en de kraaien wit Wil ik zijn Huis met liederen omhangen! Van lust in leed voortdurend voortgestooten: Wie heeft één uur volkomen rust genoten En was een deel van dezen Oceaan? Wat wil ik méér dan in Hem ondergaan! [pagina 320] [p. 320] De zomerroos ontvouwt zich in den gloed Der zon en, in haar zaligheid verzopen, Ervaart zij niet den worm die, opgekropen, Valt in haar hart en weet: hier lig ik goed. Rentmeester! riep God - toon mij uw talenten; En die doodsbleek: is 't zóó met mij gesteld? - Ik dacht een zomer nog achter mijn lente En nadien nog een herfst waarin men telt. Ik dacht: aan deugden en verdiensten rijk Toon ik mijn schat aan Wie hem mij vertrouwde; Doch toen 'k mijn handen voor Hem openvouwde En Hij toezag, was daarin niets dan slijk. De dwaas vindt alle ding te kakelbont; Aan 't wit en rood heeft hij genoeg alleen Van witte tanden en een rooden mond - Hoe dan - als rood valt groen en rot van 't been? Toen ik onlangs het paradijs hervond, Was 't in een droom en met bevroren handen: Gebraden duiven vlogen rond mijn mond - Doch wie belet mij nòg te watertanden? Vorige Volgende