De Gemeenschap. Jaargang 14(1938)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 321] [p. 321] Ed. Hoornik Avondmaal Ik denk aan den man, die zijn avondbrood breekt, - de doodskleur trekt over de huizen - die een hond bezit, die zijn ooren opsteekt; achter 't bloembehang ritselen muizen. Hij zit in zijn hemd: lange, magere man, de beenen op kleermakerswijze; in de olievlam dansen schaduwen van een buste ... Hij zegent de spijzen. Ik denk aan den man, en mijn adem verraadt, dat ik bang ben, ik, een onreine ... - Waar brood neven visch en een oliekan staat zal de Meester eenmaal verschijnen. Vorige Volgende