ramen, waar cactussen en andere sierplanten nog vaag deden denken aan verandah's en orangerieën, geen Rembrandts noch Willinks te zien zouden zijn. Wat hing daar aan de wanden? Briefkaarten, portretten reproducties, zoals ook de radio's reproducties te horen gaven, eindeloze reproducties van beproefde, veel beproefde muziek. Toen schoot door mij heen de wonderlijke gedachte, dat het de reproductie was, die, in samenwerking met de bus en de fiets, deze nieuwe oorden bewoonbaar maakte. Hoe vreemd, dacht ik, via Bilthoven Utrecht weer naderend, zonder dat ik nog natuur te zien kreeg, dat waarschijnlijk zonder de fotografie Soest nog het oude Soest en Bilthoven nog een bosperceel zou zijn. Want als men niet in staat was geweest, het hoogste dat de kunst biedt, in vermenigvuldigde vorm, per foto of radio, mee naar buiten te nemen, dan had men zich niet naar buiten gewaagd. Ik vond dit, om te beginnen, een eerste gedachte. Maar er volgden er meer.
Het is op zichzelf wel grappig te overwegen, dat wij, sedert de Marissen ons het landschap leerden bewonderen, het land zodanig zijn gaan bevolken, dat geen nieuwe Marissen er nog kunnen schilderen. Wij maken het hun eenvoudig onmogelijk. Maar hierbij wil ik niet stilstaan. Wat ik alleen wil zeggen is dat de reproducties die in Soest aan de wand hingen en die daar een ruggesteun verleenden tot de schennis van het landschap, niet dezelfde reproducties zijn, die in boeken en verzamelingen worden bijeengebracht. Omdat - en dit is mijn tweede gedachte - een collectie reproducties, of een boek met platen, weinig te maken heeft met een losse reproductie of een losse plaat.
Een losse reproductie is op zichzelf niet veel waard. Hoogstens is het een verwijzing naar het origineel, dat men, als men het kent, in de geest terugziet. Tenzij de voorstelling u toevallig aanspreekt, heeft de reproductie, de losse foto, slechts de waarde van een ver-