| |
| |
| |
Kroniek
Uitzicht
Bombardementen.
Een sissend gefluit, en dan een explosie, waarbij alle onomatopeeën het aflegger. De aarde splijt uiteen, een kolom van rook en vlammen rijst omhoog; binnen een ellips van 100 bij 300 meter wordt elk ‘doel’ door scherven getroffen, zoo vertellen de voorschriften, die ons inlichten over het projectiel van het bescheiden Nederlandsche veldkanon van 7 cm. De mijnen van de ‘Almirante Cervera’, de torpedo's van de Junkers en de Savoya's, de granaten die de Samoerai gebruikt, hun kaliber is van iets zwaardere afmetingen; en zij storten neer, bij tientallen tegelijk, op de weerlooze massa's in Barcelona, in Valencia, in Sjanghai, zooals ze neergekomen zijn op de weerlooze massa's in de dorpen van Abessynë, dat in de spelling van dit nieuwe kabinet Ethiopië heet. De wereld nam er kennis van en zweeg. De bladen waren de eersten, die de matelooze ellende van den ‘totalen oorlog’ inzagen, en zij begonnen te protesteeren.
‘De luchtaanval op Barcelona, midden op den dag, sluit iedere rechtvaardiging uit’, schreef de ‘Neue Zuercher Zeitung’. Zelfs indien de dokken of de militaire fabrieken het eenige doel waren, heeft de aanvaller bewust de talrijke slachtoffers onder de burgerbevolking veroorzaakt. Na anderhalf jaar oorlog had Franco kunnen weten, dat het onmogelijk is met bommen een beperkt doelwit te treffen, zonder in den omtrek de ernstigste onheilen te veroorzaken. Maar zelfs indien de burgerbevolking het doel was van deze agressie, dan nog kunnen de ruwste en kilste overwegingen van militair belang een dergelijken maatregel niet verklaren. Want de ervaring leert, dat een oorlog, gevoerd met de middelen van terreur, den weerstand in het geheel niet verzwakt, maar juist den wil tot verzet versterkt door haat ...’
De ‘aube’, een der weinige Katholieke bladen, die nog altijd niet voetstoots gelooven aan de blanke onschuld en goede bedoelingen van den Caudillo, was een der eerste, die protesteerden. ‘De oorlog’, schreef Georges Bidault, ‘dat is tegenwoordig: het mitrailleeren van vrouwen en kinderen. Zal Europa dan niets
| |
| |
doen, niets beproeven om een eind te maken aan dit schandaal? Het heeft reeds zooveel misdaden toegelaten, zoo dikwijls geholpen aan het bedrijven van misdaden! Het heeft gezwegen, toen priesters vermoord en kerken verbrand werden. Het heeft gezwegen, toen men de leugen voegde bij den massamoord en de slachtoffers van de vernieling van Guernica als de aanstichters ervan aanwees. Al wat Europa heeft kunnen doen is: wapens zenden.
Zal deze verschrikking, die volgt op zooveel andere, moedige menschen ertoe brengen te intervenieeren, maar dan voor den vrede?
Telt hen, die de bombardementen zullen durven misprijzen, hen, die niet tevoren uitzoeken, wie ze bevolen heeft. Telt hen, en gij zult weten wat er in onze pers nog overblijft aan eerbied voor de wetten der moraal en de beroepseer ...’
Bidault kreeg zijn zin: het was het verdachte Frankrijk van het Volksfront, waar zelfs een Kardinaal-primaat den moed had zich erop te beroemen, dat hij rood was van top tot teen, dat zijn stem verhief tegen deze barbarij, kort daarop gesteund door Engeland. De nota's werden met weinig geestdrift ontvangen, en de pers bleef doorgaan met klagen.
‘Men kan vliegtuigen hebben, die 450 km. per uur vliegen,’ schreef Bidault begin Februari in zijn blad, ‘en toch slechts een wilde zijn. Men kan zeggen de edelste bedoelingen te hebben, en toch als een misdadiger handelen. De luxe van technischen vooruitgang en die van het Woordenboek maken de beschaving niet: in het steenen tijdperk waren er beschaafdere menschen dan sommigen onzer tijdgenooten zijn, die, trotsch op hun machines en hun ideologie, kinderen in massa's vermoorden.’
En Luigi Sturzo schreef enkele dagen later in de ‘aube’:
Misschien schenken de ‘pro-franquisten’ in Europa en Amerika geen aandacht aan dit voorstel, alleen maar omdat de bombardementen Parijs, Londen, Brussel, Washington en Buenos Aires niet bereiken. Maar er zou wel eens een tijd kunnen komen, waarop zij bemerken, dat zij, die Spanje bombardeeren, boven Frankrijk en Engeland vliegen, en met tonnen aan brandbommen de huizen, de scholen, de weeshuizen en gestichten voor ouden van dagen, de kerken en de kantoren in brand steken ... Dan zullen zij zich herinneren, dat zij niets gedaan hebben voor hun broeders, en zij zullen hun smeekbeden zenden naar den hemel en naar de menschen, opdat hun beproeving een einde neme, dezelfde beproeving, die zij niet verhinderd hebben, toen anderen eronder leden, omdat die anderen niet hun broeders waren ... het waren alleen maar ‘de rooden’.
| |
| |
François Mauriac uitte zijn bittere klacht in de ‘Figaro’: ‘Het moeilijkste is om niet reeds bij zijn eerste woorden in de rede gevallen te worden met een: “En de vijftienduizend priesters van Barcelona dan? ...” en aldus een luguberen strijd te ontketenen tusschen doeden. Alsof elke partij een rekening geopend had bij den dood, een onbegrensd crediet! Alsof deze vijfentachtig op een Zondagmiddag vermoorde kinderen een achterstallige betaling waren, alsof ze volgens wettelijk voorschrift verschuldigd waren aan dien afschuwelijk-alomtegenwoordigen Minotaurus, die zich tegelijkertijd in Spanje en in China drenkt in het bloed! En tracht uw tegenstanders niet duidelijk te maken, dat het geen zin heeft dingen met elkaar te vergelijken, die niet van denzelfden aard zijn, en dat het onredelijk is te willen aantoonen, dat er eenig verband bestaat tusschen de woeste slachting, waaraan een razend volk zich overgeeft na een militairen opstand, en het bombardement van een open stad, overwogen, besloten en berekend in de stilte van een bureau ...
In de hoofdsteden van Europa moest het vraagstuk van het bombardeeren van open steden vastgesteld worden buiten alle polemiek om, zonder kreten van verontwaardiging en verscheurde kleeren, zonder toespelingen op de lijken van vrouwen en kinderen. Dat alles heeft geen doel: die lijken, we zien ze alle dagen in de bioscooptheaters, tusschen een voetbalwedstrijd en een demonstratie van kunstrijden in. Geen kreet, geen zucht stijgt dan op uit de trager verzadigde menigte.
Wat men haar zou moeten toonen, die menigte, is dat de Minotaurus geen bijzonderen voorkeur heeft voor den Spanjaard, den Chinees of den Abessyniër, maar dat hij slechts lust krijgt, den sterk wordt bij die kuur, waarbij wij niet slechts toeschouwers zullen blijven. Wat men hun moet herhalen is, dat morgen misschien reeds de operateurs van Pathé-Journal òns zullen filmen, gebogen over een rij dooden, zoekend naar een ons bekend gelaat.’
De regeering van Barcelona, de bolsjewisten, die ook al met deze barbarij begonnen was, heeft de Londensche nota beantwoord met een voorloopig stopzetten van de bombardementen. De Caudillo, de verdediger van de Kerk, die het Liefdegebod predikt, talmde. Tenslotte is dan echter ook zijn antwoord binnengekomen: hij geeft er den voorkeur aan zelf de ‘doelen’ voor zijn projectielen uit te zoeken. Wat hij daaronder verstaat, hebben we reeds ervaren uit de bladen: het zijn de weerlooze slachtoffers, gezocht onder de burgerbevolking. Waarom ook niet? Het zijn immers maar rooden ...
| |
| |
| |
De toegestoken hand.
Toen Kardinaal Verdier bij zijn terugkomst uit Rome verslag uitbracht over het onderhoud, dat hij met Z.H. den Paus had, en daarbij 's Pausen toespeling op de ‘uitgestoken hand’ der communisten ter sprake bracht, is er een storm van commentaar over Frankrijk en de geheele wereld gegaan. Mgr. Serrand, een der eerste commentatoren, heeft dit antwoord misschien het zuiverst aangevoeld, toen hij zeide: ‘Laten wij dan die uitgestoken hand aannemen, maar dan om hen, die haar uitsteken, te leiden naar de goddelijke leer van Christus. En dat niet door die leer uiteen te zetten, maar door haar te beleven in al haar weldadigheid.’
Réné d'Ouince geeft in de ‘Etudes’ een slotbeschouwing over deze kwestie, na vooraf de officieele documenten daaromtrent samengevat te hebben. Voor hem ligt de weg, die wij in deze te gaan hebben, tusschen de volgende grenzen:
‘Daar het geheele sociale gebouw van het communisme bij den huldigen stand van zaken het stempel draagt van een atheïstisch materialisme, is het nutteloos te meenen, dat men er een deel van zou kunnen afscheiden dat te gelegener tijd geschikt zou zijn om onveranderd opgenomen te worden in een Christelijke gemeenschap. Tusschen twee opvattingen, die zijn voortgekomen uit twee tegengestelde leersystemen, is er geen gemeenschappelijk element; geen onderdeel, dat zonder eenig verschil een plaats zou kunnen vinden bij den een of bij den ander. Wanneer de katholieken en de communisten beiden te goeder trouw de groote populaire slogans herhalen: het recht op den arbeid, op den vrede, op de vrijheid, dan bedoelen zij niet dezelfde dingen, wanneer zij werkelijk de eischen van hun leer verwerkelijken.’
‘Maar er is nog een ander reëel onderscheid: dat tusschen de partij-actie en de gewoon-menschelijke actie. Hoe doordrongen een communist ook moge zijn van zijn partij-ideologie, hij blijft een mensch, en maar al te vaak verschillen in het dagelijksch leven zijn intellectueele, practische en gevoelsreacties ten zeerste van die, welke het orthodoxe marxisme zou voorschrijven ... Naarmate nu de communisten, zonder zich om hun systeem te bekommeren, rechtstreeks, als menschen handelen, is een ontmoeting, een samenwerking met de katholieken mogelijk. Met andere woorden: de katholieken moeten niet gaan denken, dat een objectief goede actie, een objectief rechtvaardige eisch onwettig wordt door het vergif van het atheïsme, alleen maar omdat sommige communisten haar vurig steunen.’
| |
| |
D'Ouince vergeet intusschen niet te waarschuwen voor het typische devaar, dat in zulk een samenwerking verscholen ligt:
Het staat buiten allen twijfel, dat de politiek van de ‘uitgestoken hand’ van den heer Thorez een valstrik is. Thorez steekt de hand niet uit naar de Kerk, noch naar alle Fransche katholieken: hij steekt haar uit naar de ‘katholieke arbeiders’ ... ‘De klassenstrijd is doeltreffender dan een atheïstische preek, zooals Lenin zeide, om de geloovige arbeiders te ontkerstenen’. Hij wijst in dit verband op een uitlating van Bracke in de ‘Populaire’, die zich over deze uitgestoken hand verbaast: ‘De “calotte” beschermt de werkgevers!’
Van de andere zijde richt hij een verwijt ook tot de katholieken: de werkgevers, die bij alle orthodoxie uit individualisme niets wilden weten van sociale rechtvaardigheid ten aanzien van hun arbeiders; en de arbeiders zelf, die uit conservatisme zich verre hielden van de beroepsorganisaties.
Overigens heeft het Pauselijk woord indirect gezorgd voor de ontmaskering van de politieke gifmengers, die bij iedere actie, die niet naar den zin is van een aantal lieden, die hun godsdienstige en politieke overtuiging grondvesten op ‘zakelijke’ overwegingen, ‘communisme!’ schreeuwen. Japan, dat den verkoop van menschen nog wettelijk beschermt, bestrijdt het communisme in China, nietwaar?
In dit verband moge herinnerd worden aan een conflict, dat onlangs, in ons eigen land voorkwam. Een zekere professor Manacorda, Florentijnsch priester, beschuldigde in de ‘Residentiebode’ den Spaanschen gezant te Den Haag ervan een artikel in een Spaansch blad te hebben gepubliceerd, waarin hij een katholicisme zonder ‘Pauselijke Stad’ zou gepropageerd hebben. Dr. de Semprun y Gurrea daagde daarop het blad uit man en paard te noemen, waarna de Italiaansche professor een woedend artikel schreef, zonder evenwel een bewijs voor zijn beschuldiging te kunnen leveren.
De reactie van Dr. de Semprun op dit bedrijf levert een triest bewijs voor het gebrek aan rechtvaardigheidszin van het vrije Nederland. Overtuigd, dat zijn verweer in de Nederlandsche katholieke bladen geen gastvrijheid zou vinden, gaf hij het als een brochure uit. Die brochure heeft, voor zoover wij weten, in de waarheidlievende katholieke pers van Nederland geen vermelding gevonden ...
‘De Maasbode’ zweeg erover. Gezien den meer dan belachelijken geest, die uit de buitenlandsche overzichten van het Rotterdamsche blad spreekt, waarin bij ieder succesje van Franco luid gejuicht
| |
| |
wordt en al wat de Spaansche regeering doet onder het vakje ‘communisme’ wordt gerangschikt, is dat begrijpelijk. Maar ook ‘De Tijd’, van welk blad bepaalde rubrieken af en toe getuigenis afleggen, dat niet alle redacteuren in de groeiende verblinding en verdomming der katholieken deelen, zweeg het woord van den heer De Semprun dood. Onze pers schijnt totaal vergeten te zijn, dat zij weinige jaren geleden klemmende betoogen hield voor sociale rechtvaardigheid en voor een katholicisme in ‘mondialen’ zin, d.w.z. vrij van landspolitieke vooroordeelen.
Het geïncrimineerde artikel van Dr. de Semprun blijkt een historische beschouwing te zijn over de beteekenis van Rome in de eerste Middeleeuwen tegenover de Romeinsche provincies in zuiver wereldlijk-cultureelen zin. Rome kwam er niet al te best af, en de Italiaansche professor blijkt zich dan ook hoofdzakelijk te hebben opgewonden omdat het privilege van Rome:
‘Urbs Papae’ te zijn, voor den heer de Semprun geen aanleiding werd het imperiale Rome de suprematie over de stoffelijke wereld toe te kennen.
Met een kleine tekstvervalsching trachtte professor Manacorda zijn onwelriekend nationaal-mysticisrne te enten op den katholieken stam en den goeden naam van een katholiek, die het met zijn nationalisme niet eens is, volgens het beproefde recept: ‘calomniez toujours’ door de modder te halen. In zoo'n geval doet de Roomsche pers er het zwijgen toe. Aangaande het communisme in Spanje verklaarde Dr. de Semprun nu:
‘Ik werk niet samen met het communisme en ik dien het ook niet: ik dien een republikeinsch stelsel ..., een stelsel, dat niet communistisch is en dat op normale wijze nimmer in een communistisch stelsel kan veranderen, omdat de hechte basis van zijn politieke samenstelling zulks belet; ik dien een stelsel, waarvan het parlement - het voornaamste fundament - evenmin communistisch is (16 communistische afgevaardigden op een totaal van 475 zetels); ik dien een regeering, die niet communistisch, zelfs strikt genomen niet eens socialistisch is, een regeering, bestaande uit eenige katholieken, eenige min of meer orthodoxe christenen, republikeinen van allerhande schakeering, voortreffelijke socialisten, even voortreffelijk als de Belgische, de Engelsche en de Fransche, waarmee de katholieken broederlijk vereend samenwerken ...’
Op bovengenoemde gronden wijst Dr. de Semprun het verwijt van zijn samenwerking met de communisten af. Als diplomaat en politicus met een jarenlange ervaring in zijn vaderland kunnen wij hem kennis van zaken in deze niet ontzeggen. En naar het beproefde adagium van den heiligen Ignatius hebben wij geen
| |
| |
redenen om zijn goede trouw te miskennen, ook al insinueeren lieden tegen hem die de vlag van de rechtgeloovigheid gebruiken om de lading van hun politieke opgewondenheid te dekken.
| |
‘Zivilcourage’.
Naar aanleiding van het proces-Niemoeller schrijft ‘Der Deutsche in Polen’:
‘Niemoeller is de groote leeraar van den burgermoed geworden, die den Duitschers, ofschoon zij de beste soldaten van de wereld heeten, in zoo ontstellende mate ontbreekt, dat men de historische gebeurtenissen van de laatste vijf, zes jaren eigenlijk alleen reeds door deze karakter-structuur verklaren kan. Hoeveel ambtenaren, rechters, economen, intellectueelen hebben zich niet uit angst voor hun inkomen, hun betrekking en invloed zand in de oogen laten strooien, in de speculatieve overweging, dat de nieuwe beweging vanzelf doodloopen zou? Ze zijn, innerlijk gebroken, thans de gevangenen van hun eigen opportunisme geworden. Niemoeller heeft het meest ongewone gedaan, wat men in 1933 in Duitschland doen kon. Hij is uit de nationaal-socialistische partij getreden, zoodra het hem duidelijk werd, dat het programpunt van het “positieve Christendom” slechts een dekmantel was in den tijd, dat de paitij het nog noodig had om langs den weg van verkiezingssuccessen omhoog te klauteren.
De dominé van Dahlem heeft door zijn voorbeeld getoond, dat het christendom niet een geloof voor “bastaarden, kreupelen en slaven” is, zooals het in de schoolkampen van den nationaal-socialistischen studentenbond wordt voorgesteld, maar een bron van onverschrokkenheid en mannelijk karakter’.
| |
Reservaten.
In de ‘Neue Zuercher Zeitung’ schrijft Georg Babint een venijnige boutade over de moderne natuurreservaten, waarin de moderne mensch stukken natuur een kwijnend bestaan garandeert, na ze eerst bijna volledig te hebben uitgeroeid.
‘Hoe komt het’, gaat hij dan voort ‘dat aan den buffel uit Europa meer zorg besteed wordt dan aan den mensch uit Europa? Voor den Europeeschen mensch bestaat helaas nog geen reservaat. Voorloopig is hij nog vrij wild voor allerlei soorten jagers: vroolijk roeit men hem uit, met kanonnen, verdragen, theorieën, instellingen, verhandelingen, conflicten, overeenkomsten en redevoeringen. Na korterpn of langeren tijd zal hij volledig uitgeroeid zijn, wanneer hij niet een beschermde zone krijgt toegewezen.
| |
| |
Een paar voet vrijen grond moest men hem toch minstens overlaten, waar de laatste exemplaren ongestoord hun oude leven tusschen overgeërfde boeken, in droomerijen en gedachten zouden kunnen voortzetten. Stil en zonder iemand te hinderen zouden deze beschermde Europeeërs in hun tenten leven, niet met skalpen en op spietsen gestoken menschenhoofden, maar met boekenplanken en microscopen om zich heen. Des avonds zouden zij op hun belachelijk-primitieve manier voor het kampvuur zitten, niet om iemand te roosteren, maar in vreedzaam uitwisselen van gedachten. Wanneer staatslieden hun dan een kort bezoek zouden brengen, zouden zij, zonder zenuwachtigheid, in diepe, buffelachtige rust, dezen in de oogen zien, wetend, dat de gasten niet het recht zouden hebben, hen op de een of andere manier te beschadigen, en dat ze zelfs gauw weer weg zouden gaan. Het zou heerlijk zijn. Maar voor den Europeeschen mensch is er vandaag nog geen reservaat, en ik vrees, dat het er morgen al te laat voor zal zijn.’
| |
De taak van den katholieken staat ...
Zestig Italiaansche bisschoppen en tweeduizend Italiaansche priesters, die zich verdienstelijk hadden gemaakt in den ‘veldslag voor het graan’ werden door Mussolini ontvangen, die hen huldigde om de vaderlandsliefde, die zij hadden getoond.
Bij die gelegenheid liet de promotor van den ‘de facto’-kolonie zich als volgt uit:
‘Alleen groote gezinnen leveren de groote bataljons, zonder welke overwinningen niet bevochten kunnen worden. Het is de taak van Italië, den katholieken staat, het bolwerk der christelijke beschaving te zijn door haar innerlijke kracht en door haar hoog geboorte-overschot ...’
| |
Nog meer cijfers.
Toen het bevriende staatshoofd den 20en Februari j.l. memoreerde, wat de partij allemaal voor Duitschland heeft bereikt, had hij geen gelegenheid gedetailleerde cijfers te geven. De ‘Exchange’ deed dan ook nuttig werk door eenige aanvullende cijfers te noemen:
‘In 1935 hebben in Duitschland 18.422 personen zelfmoord gepleegd; dat is 379 minder dan in 1934, maar nog altijd bijna 3000 meer dan in 1913. Het aantal terechtstellingen bedroeg 86, tegenover 152 in 1934. Het aantal echtscheidingen steeg met 353 tot
| |
| |
50.337, en het aantal buitenechtelijke geboorten met 2984 tot 104.800. Het totale aantal geboorten is echter met 85.123 gedaald en bedraagt nu 1.110.136.’
| |
Moraal en politiek.
De ‘aube’ meldt bij het aftreden van Eden als minister van Buitenlandsche Zaken van Engeland:
De vereeniging ‘People and Freedom’ heeft den heer Anthony Eden den volgenden brief gezonden:
Mijnheer,
De vereeniging ‘People and Freedom’, bestaande uit katholieken die, buiten alle politieke sympathieën om, den voorrang bepleiten van de moraal in het politieke leven, biedt U zijn oprechte gelukwenschen aan voor uw standvastige houding in een kwestie van beginselen en gezond verstand.
w.g. Virginia M. Crawford, pres.
‘B. Barclay Carter, secr.’
| |
Oostenrijk bestaat niet meer.
De feiten volgen elkander op in een angstwekkend tempo. De dictatuurlanden liquideeren het vredesverdrag van Versailles op steeds driester wijze. Dit verdrag liet bloeden en betalen wie was overwonnen en den oorlog van 1914 begon. In zooverre was het stellig niet zoo onrechtvaardig als velen thans aannemen. Het is alleen door dis Entente, toen het op verscheidene punten niet te verwezenlijken bleek, uiterst ontactisch afgewikkeld. En het zat vol met buskruit, vol aanleiding tot nieuwe conflicten. Het was bijvoorbeeld hierin zeer weinig bewonderenswaardig, dat het 't erfdeel der Habsburgers kort en klein knipte en het fraai uitziende, maar in de practijk vaak heel gevaarlijke nationaliteitenbeginsel eenzijdig toepaste, eenzijdig ten aanzien van Germanje. Een betere oplossing zou zijn geweest als men consequent had durven zijn en in 't eind van 1918 naar Berlijn ware opgerukt, om in Duitschland den toestand van 1870 te herstellen, in ieder geval: te zorgen dat Pruisen van zijn hegemonie werd beroofd. Het is een van die tragische paradoxen der geschiedenis, dat de vermoeide en verarmde Oostenrijkers thans als hun bevrijder toejuichen een landgenoot, die de bezegeling brengt van een strijd welken. Frederik de Groote tegen Maria Theresia begon. De nimmer gekerstende Pruisische geest heeft oud cultuurland overweldigd en oefent zijn invloed uit tot aan de Alpen. Een
| |
| |
tragisch moment in de geschiedenis van het nog altijd als christelijk te boek staande Europa, dat nu niet meer door de Turken wordt bedreigd, maar door een barbaarschen geest, die in het werelddeel zelf opkomt en zijn verderfelijke leer verspreidt.
En nu? Schuschnigg gevangen, het monumentvoor den vermoorden Dollfuss kapotgeslagen, Fey pleegt met zijn familie na een gewetensdrama een wanhoopsdaad, kardinaal Innitzer buigt voor Hitler, een nieuwe veldtocht tegen de Joden, Freud opgesloten. De menigte hysterisch van opwinding (de kater zal wel komen). Men had dit Oostenrijk bloedarm en verminkt gecreëerd, men heeft het bloedarm gelaten. De afloop is begrijpelijk. Het victoriekraaien is nog steeds voor hen, die va-banque durven spelen en met hun menschenmateriaal, met hun onbezonnen energie, geen raad weten. Engeland en Frankrijk hebben hun grootste fout gemaakt, toen zij het bij papieren protesten lieten op het oogenblik dat de herbezetting van het Rijnland plaats vond.
Franco probeert het republikeinsche Spanje in twee stukken te knippen, de techniek van Duitschers en Italianen is hem behulpzaam, en ook dàt staat men toe ...
Liever àlles, dan een oorlog ... Maar wie zal verwonderd wezen wanneer morgenochtend de oorlog tóch uitbreekt? De hoovaardij en de waanzin der ambitieuze raddraaiers is het noodlot der millioenen, die den oorlog niet willen, maar zoo snel vergeten, zóó snel ...
|
|