De Gemeenschap. Jaargang 14(1938)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] [Gedichten van Pierre Kemp] Pierre Kemp Kleine gedichten Vallende bloesems Ik zit in den bleeken morgen en rijd de weiden voorbij. De boomen en bloemen met hun zorgen, ze spreken toch tot mij. Ik had wel eens het verlangen met een groene kroon te staan en met witte bloemen behangen in het zonlicht op te gaan. Ik dacht mij overbodig zoo een van mijn bloemen viel. Zijn die dingen dan maar noodig, als een lichaam om een ziel? Paard Het paard kijkt naar den grond bij 't stappen om de voren. De aarde is diep en bruin en rond. Wat heeft het dier verloren? Al wat een dier ooit vond, toen het zag voor het eerst in het levenslicht de moeder met haar lang gezicht, want dat van den vader bleef dicht. Goudenregen Toen daar een auto stond drupte olie op den grond [pagina 67] [p. 67] en de blaadjes er in gezegen zijn van een goudenregen. Ik word wel niet door olie geregeerd of door een zucht naar bloemen als verteerd, toch hindert mij dit zwart en geel. Ik moet, al wil ik het niet graag, gelooven: de bloemen drijven in dit leven boven. En soms te veel. Het fatale Ik zie het veld weer als het eerste veld dat ik zag en schouw den dag er boven als den eersten dag. Ik tel de soorten bloemen, die ik heb geteld, als toen ik er voor 't eerst begrijpend tusschen lag. Maar tusschen toen en nu, wat werd er aan gedaan? Een ding en alles. De vrouw is er door gegaan. Pastoralen Ik keer terug, vanwaar ik ben gekomen. Ik ben immers niet van de stad. Mijn kleur harmonieert al met de boomen en die van mijn ooren met het geiteblad. Ik luister naar al schooner pastoralen, zoo goed uit zon en wind, in bloem en aar gespeeld tot hun contouren stralen. Al is het andere niet meer zoo klaar. Mijn Dood Mijn Dood, zijt gij een zwart persoon? Zult gij mij vinden bij mijn boeken, als ik nog steeds den zin van den toon en de kleur van het leven zit te zoeken? [pagina 68] [p. 68] Mijn Dood, soms denk ik, hoe ziet gij uit, en wordt mij de dag met den nacht geruit, eer ik doorsta den korten schrik van overgang in een veranderd ik? Wat er ook komt, of ik in het klein zal schouwen God, of in het groot, Mijn Dood, zult gij niet eenvoudig zijn, als mijn lichaam mijn ziel straks uit zich stoot? (Leo Gestel) Vorige Volgende