De Gemeenschap. Jaargang 13(1937)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 576] [p. 576] Edgar Twello Nativitas domini Maria sprak een zachte klacht: ‘Ach, waar verblijven wij vannacht? Mijn moeheid groeit van uur tot uur, Mijn bloed verkilt; - de wind is guur!’ Sint Joseph liep en liep voor niet, En steeds was dit het droeve lied, Dat menigeen hem zei: ‘Mijn buur Heeft wel een lege beesten-schuur!’ Zij reisden moeizaam verder maar En zeiden weinig tot elkaar, Wijl wáár zij stopten met hun grauw En klopten: niemand oop'nen wou! Maria boog het edel hoofd, Dacht aan de grootheid, haar beloofd Door Gabriël, Gods troonprelaat Van licht omstralend zijn gelaat. Zo zwierven beî door elke straat En later nog de stadspoort uit, Waarbuiten als een choor en luid Op wonderlijke wijs de wind Een welkom toezong aan het Kind, Dat nu Maria baren ging. Maar onder sterren-flonkering Speurde Sint Joseph om zich heen En vond een grot: in ruwe steen Van rotsen uitgehouwen stal, Waarheen bij avond door het dal Al 't vee gedreven werd van wijd En zijd en twee aan twee gerijd. [pagina 577] [p. 577] Daar toog toen heen dat Heilig Paar En alles werd zo wonderbaar Als nooit in schoner avondstond Den helen kring van eeuwen rond. Dit wonder was te middernacht: Maria sloot haar ogen zacht En wachtte Gods geboorte-stond; Geluk, waar Zij geen woord voor vond Toen hief een Cherubijn het Lied Des Vredes aan, Zijn juichkreet liet Geen twijfel toe, die droeg zo hoog En wijd, als voegt aan Gods Proloog. In de contrei van Bethlehem Klonk als klaroen een blijde stem: ‘Vreest niet verschrikte herder-schaar'! Doch luistert naar de vreugdemaar, Die voor de wèreld worden zal, Een bron van blijdschap overal: Omdat op heden Hij verscheen, Dien tijden beidden van voorheen. Gaat heen en zoekt, tot gij een kind In windsels in een kribbe vindt!’ ... Van juichende Englen vergezeld Dromden de herders door het veld Onder muziek en hoorngeschal Naar d'aangeduide beesten-stal. Daar troffen zij het Kind. Hem eer' En offer brachten zij, ter neer In 't stof geknield. Een herder sprak: ‘Gezegend zij dit schamel dak, Gezegend zij dit nachtlijk uur, Gezegend ook dit weer-zo-guur, Om dit gebenedijde Kind Waarbij het hart den vrede vindt. (H. Levigne) Vorige Volgende