| |
| |
| |
Mr. D. van Deurne Gekooide christenheid?
I
Een der nummers, dat van tijd tot tijd op de programmata onzer fanfares en orkesten verschijnt, is dat van ons isolement. Prof. Veraart oordeelde onlangs in zijn bitter artikel (Roeping, September), dat ‘een zeer belangrijke mate van isolement van de katholieken in Nederland’ niet minder dan ‘een historische noodzakelijkheid’ is, terwijl Mr. Kortenhorst deze afzondering betreurde en de St. Adelbertusvereniging van de intellectuelen het vraagstuk in studie nam, wat voor F. van Oldenburg Ermke, denkend aan de titel van een van Anton van Duinkerken's vermaarde werken, aanleiding werd een artikel ‘Gekooide Christenheid’ te schrijven (Roeping, September). Van Duinkerken had trouwens zelf ook al in zijn Hedendaagse Ketterijen gezegd, dat een gematigd isolement den katholiek geboden is.
Al zal ik natuurlijk tot de mensen behoren, die het volgens den letterkundige-apologeet-journalist F. van Oldenburg Ermke niet verder brengen dan de mat, dus mijlen onder hem staan, ik durf nog wel betogen, dat de katholieken zich niet langer in een kooi moeten opsluiten. Gedurende eeuwen verdrukt en samengekomen in schuilkerken, zijn wij nog te schuchter en laten wij ons, hoogstens een zwak protest uitend, goedig in de hoek duwen. Nu pas weer na de burgemeestersbenoeming te Haarlem. Hoewel wij daar de sterkste groep in de gemeenteraad vormen, werd geen der onzen benoemd. En dan zitten er nog wel vier of, indien ge wilt, vijf katholieken in het ministerie-Colijn! Onze dagbladen hebben meegedeeld, dat een liberaal burgervader was geworden, ofschoon de vrijheidsbond er nog maar drie zetels heeft, zij hebben hun teleurstelling in
| |
| |
enige regels vertolkt en daarmee uit. Wij mogen al blij zijn, dat Schiedam en een aantal Hollandse dorpen een katholieken burgemeester bezitten. En verder hebben wij onze mond te houden. Voor Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Arnhem en dergelijke steden komen wij zeker niet in aanmerking: zij zijn allereerst voor de liberalen, totdat die helemaal zijn uitgestorven, en bij uitzondering voor een christelijken protestant.
Dat isolement moeten wij kapot beuken, hoeveel inspanning dit zware karwei ook zal vergen. Is het liberalisme stervende, de hoge ambten boven de Moerdijk staan bijna uitsluitend open voor de rotgenoten van die stervende kudde. Hoeveel katholieke rechters vindt ge in Rotterdam? Ik meen: nul op de 17. Hoeveel R.K. wetenschappelijke ambtenaren ten Algemenen Rijksarchief? Nul sedert jaren. Hoeveel R.K. functionarissen op het Centraal Bureau voor de Statistiek? Nul. Hoeveel katholieken in de overige rijksgebouwen boven de Moerdijk? Portier, stoker van de centrale verwarming, boden zijn soms katholiek, maar gaat ge hoger, de katholieken worden steeds grotere uitzonderingen. De protestantse mentaliteit, sedert Thorbecke een liberale mentaliteit, denkt niet aan katholieken, want Holland heet nog altijd een protestants land. Wanneer het er op aankomt, voelen alle andersdenkenden, tot de socialisten en communisten toe, zich eensgezind met de liberalen, die de lakens uitdelen en natuurlijk alleen op geschiktheid en bekwaamheid letten. Een katholiek oud-minister is geschikt om burgemeester te worden van Roermond of Hilversum. Die liberale mentaliteit moeten wij durven aangrijpen met de hartstocht van een revolutionnair. Ja, dan staan wij in ons isolement, maar in een ander soort isolement dan de Roeping-schrijvers bepleiten, in het isolement van den durver, die op God vertrouwt en de moed der martelaren bezit. Ook zij waren revolutionnair, maar in de dienst van God, als verdedigers van de Kerk en uit liefde tot hun medemens. Wij willen
| |
| |
geen protestantse kerkgenootschappen vernietigen, maar wel de protestantse mentaliteit, en wij moeten al de andersdenkenden, zij mogen vrijmetselaar of anarchist zijn, als onze broeders en zusters oprecht beminnen, omdat de liefde ons eerste gebod blijft. De geselroede gebruiken wij alleen tegen ons zelf.
| |
II
Indien wij steeds scherp onderscheiden tussen stelsel, leer, mentaliteit enerzijds en den mens anderzijds, dan zullen wij ons niet afzonderen, maar ons veel meer dan tot dusver één weten met alle kinderen Gods en dus, waar zulks mogelijk is, met hen samenwerken. Een zeer groot gedeelte van de andersdenkenden belijdt geen godsdienst meer, gaat althans niet meer ter kerke en heeft het deemoedig knielen verleerd. Maar hun ziel kwijnt van honger, terwijl wij het voedsel voor ons houden, wat tegen de liefde strijdt. Zij zoeken bij allerlei buitenkerkelijke religie - heel iets anders dan godsdienst - en belanden bij theosophie en andere geheimzinnige stelsels van Oosterlingen of hysterische Amerikanen, die met de ware mystiek van het katholicisme even veel te maken hebben als Nietzsche met S. Augustinus of den Aquiner, maar het katholicisme onderzoeken zij niet, omdat het in het beton van hun vooroordeel is ingestampt, dat katholicisme onzin leert, den vrijen mens onwaardig. En hun honger wordt niet gestild. Wie zelf dikwijls met andersdenkenden in aanraking kwam zoals ondergetekende, weet maar al te goed, dat de mufste bakerpraatjes en de meest versleten legenden gretig aanvaard worden, zelfs door logebroeders, die toch niet tot de arbeidersklasse of de hard ploeterende middenstand behoren. Voor de honger lijdenden, die buiten orthodox-kerkelijk verband staan, zijn de Papenspiegel, de Nieuwe Mens van Just Havelaar of de geschriften van Annie Besant de cate- | |
| |
chismus, zo het al niet pamfletten zijn van een antipapistischen dominee, voor wien de historische Christus geen betekenis heeft. En de kinderen van die zoekenden mogen worden, wat zij willen, maar nooit katholiek. Dan gaan ze onbarmhartig de deur uit!
Volgens F. van Oldenburg Ermke hoeven de katholieke geleerden maar één ideaal te kennen: het opvoeden en onderrichten van hun geloofsgenoten. Te weinig, zeg ik krachtens een ondervinding van vele jaren. Zij moeten bovendien hun andersdenkende broeders en zusters onderrichten, dus uit hun vrijwillig isolement treden, eenvoudig wijl die slechts uiterst zelden tot hen komen. En dit onderricht moet op velerlei wijzen geschieden. Nu denk ik allereerst aan de conferenties, welke verschillende paters sinds jaren geregeld geven. Mochten steeds meer priesters dit apostolaat aanpakken! Menig andersdenkende, vol vooroordeel tegen ons geloof, gaat er aanvankelijk heen uit louter nieuwsgierigheid: hij wil ook wel eens zo'n raren snoeshaan zien en horen, wiens hersenkast zwanger gaat van waandenkbeelden. Maar het valt mee, want die pater blijkt toch een normaal mens te zijn. En de nieuwsgierigheid wordt belangstelling, en hij komt na een poosje tot de ontdekking, zoals mij onlangs nog een ontwikkelde zonder godsdienst verklaarde, dat niet de hersenkast van den pater, maar zijn eigen hersenkast een flinke opfrissing nodig heeft, daar hij niets, maar dan ook totaal niets van de ware katholieke leer wist. Wordt zo iemand ten slotte niet katholiek, hij heeft in alle geval een geheel ander denkbeeld van de Kerk gekregen, lacht niet meer om de roomse santekraam en spreekt ook niet meer smalend over roomse nonnen, die de kat in het donker zouden knijpen.
Eerlijke niet-katholieken, die wat meer onder hun pet hebben dan Jan Boezeroen, zijn er gelukkig ook, die in een gesprek met u gaarne toegeven, dat zij van het katholicisme zo mogelijk nog minder weten dan van
| |
| |
de stratosfeer. Zo herinner ik mij een zeer bekenden socialistischen predikant, die nochtans meer gematigd revisionist dan orthodox Marxist is en van anti-papisme niets moet hebben. Menigmaal heb ik enige uurtjes ten zijnen huize doorgebracht en moest steeds uiteenzetten, wat dit dogma en dat leerstuk onzer Kerk betekenden. Ronduit bekende hij: ‘Ik ben opgeleid tot predikant van de Nederduits-Hervormde Kerk, zit nu helemaal in de politiek, maar ken de eerste beginselen van de katholieke geloofsleer niet. Op de universiteit had ik vrijzinnige leermeesters, die gezellig keuvelden over godsdienstgeschiedenis, maar in wier woordenboek het woord dogmatiek niet voorkwam. Wellicht wisten zij zelf evenmin iets van de katholieke leer.’ Dergelijke verklaring heb ik eveneens vernomen uit de mond van gewezen dominees, die thans de rubriek Kerknieuws van grote vrijzinnige dagbladen verzorgen. Gaarne aanvaardden zij mijn bijdragen over katholieke aangelegenheden, omdat zij, moesten zij erover schrijven, ervan overtuigd waren flaters te zullen slaan, niet uit moedwil, maar uit onwetendheid. Katholieke intellectuelen moeten veel meer hun toevlucht nemen tot nietkatholieke tijdschriften en bladen van invloed. Maar men is in het kleine Nederland zo pietluttig en benepen! Ik schrijf in bedoelde organen, maar doorgaans niet onder eigen naam of bekend pseudoniem om niet de stormende verontwaardiging van mijn bekrompen geloofsgenoten op te wekken. Vrede boven alles! Is de overtuigd-katholieke Maria Viola niet jarenlang gewantrouwd in zekere kringen, omdat zij kunstbeschouwingen schreef in het Algemeen Handelsblad? Heeft men Anton van Duinkerken niet gehoond, omdat hij, die in het huis van den ketter fier zijn geloof belijdt, tot de redactie van De Gids toetrad?
Heeft F. van Oldenburg Ermke niet luidruchtig geprotesteerd tegen het feit, dat katholieke schrijvers aan De Groene medewerken? Gelukkig bekommeren Jan Engelman en Anton van
| |
| |
Duinkerken zich niet om dit Maastrichts gemopper, maar hebben zij nog pas hun bijdragen geleverd an het Vondel-nummer van de ‘vrijzinnige’ Groene. De Maastrichtenaar schampert, dat de leden der St. Adelbertusvereniging zich tot kindermeisjes vernederen. Wie als kindermeisjes optreden? Zij, die de katholieke intellectuelen in een kooi gevangen willen houden en aldus mede de schuld zijn, dat de andersdenkenden, die grotendeels zoekenden zijn en van goede wil bovendien, mijlen ver van het katholicisme verwijderd blijven. Of is Z.H. de Paus dan ook een kindermeisje, omdat hij protestanten, anglicanen en een jood tot leden van zijn Academie van Wetenschappen benoemde? Als hij geen isolement op wetenschappelijk gebied kent, dan hebben de Roeping-schrijvers zich niet bezorgd te maken.
Van de St. Adelbertusvereniging gesproken, zij wil onder meer onderzoeken, of de katholieken in voldoende mate deelnemen aan de algemene, wetenschappelijke, culturele en charitatieve arbeid onzer bevolking, b.v. door het actieve lidmaatschap van algemene verenigingen en door medewerking aan tijdschriften. Dus geen isolement als tot dusver, dat F. van Oldenburg Ermke ‘heerlijk’ en ‘gezegend’ noemt, wijl de door de protestanten ontkende zichtbaarheid van Christus' Kerk de oorzaak van onze afzondering zou wezen. Neen, de oorzaak is veeleer een historische: de knevelarij van de tijd der geuzen tot de negentiende eeuw toe, toen de katholieken eindelijk tot gelijkwaardige staatsburgers, in theorie althans, werden uitgeroepen. De tijd van de schuilkerken en van onze vermeende staatsgevaarlijkheid is thans voorbij. Wie werkelijk apologeet wil zijn, vertolker van de katholieke cultuur en weldoener van de duizenden, wier ziel naar ware vreugde smacht, zondert zich niet af.
Het is wel zeer tekenend, dat de ene isolementsverheerlijker aan den anderen in hetzelfde Roepingnummer
| |
| |
onbedoeld en ongewild een flinke oorvijg geeft. Onze Maastreechter schrijft immers zeer terecht: ‘Hoeveel katholieken isoleren zich niet wetens en willens van hun geloofsgenoten, hetzij door onrecht, door een onchristelijke wijze van handeldrijven, door het in industrie en handel verkiezen van nuttigheid boven menselijkheid, van rendement boven recht, hetzij door een belachelijk kastesysteem - niet in katholiek isolement verworven, maar in de omgang met anderen van hen afgekeken! - door een stelselmatig aangekweekte minachting voor de katholieke gewesten, door een openlijk en tot gewoonte geworden zondigen tegen de heilige liefde, door een even openlijk en gewoon gevonden onderzoeken van anderer gewetens?’ Maar heeft Jan Veraart dan het recht om te verdedigen, dat de katholieken achter de horretjes moeten kruipen, zich van hun andersdenkende, maar eerlijk willende landgenoten verwijderd moeten houden? Zelf verkiest hij niet eens tot de R.K. Staatspartij te behoren, doch probeert het liever met prutspartijtjes tot vernietiging van onze Staatspartij, die nu vooral niet uit elkaar mag vallen, waar nationaalsocialisme en communisme oftewel heidendom in het geniep en heidendom in het volle daglicht, dus broertje en zusje, er alles op zetten om het geloof kapot te slaan. Prof. Veraart mag allerminst over isolement schrijven, daar hij zelf ‘wetens en willens’ zich in den ure des gevaars niet met zijn geloofsgenoten wil verenigen, die het allemaal mis zouden hebben, terwijl hij alleen de realistische politiek voorstaat.
Toch maakt hij - wij moeten steeds eerlijk zijn - ook rake opmerkingen, waarmee wij van harte instemmen. Hij herinnert aan de tirannen, die den reus Schaepman het wonen in eigen huis haast onmogelijk maakten, en schrijft verder: ‘In onze tijd is men voorzichtiger, maar ook geniepiger geworden. Men heeft “la conspiration du silence” voortreffelijk georganiseerd. Ongevallige persoonlijkheden worden doodgezwegen,
| |
| |
hun beste uitingen genegeerd’. Wij kunnen er van meepraten. Jaren geleden riep men in onze gelederen om een werk als Pijper en Cramer hebben gegeven ter betere beoordeling van ontstaan, wezen en verbreiding der Reformatie, benijdde men de Duitsers om hun Corpus Catholicorum. Maar toen wij in een gedetailleerd artikel mededeelden, dat de copie van het eerste deel van een Bibliotheca Neerlandica Catholica spoedig ter perse zou gaan, heeft de gehele R.K. Pers dat artikel doodgezwegen, zegde slechts één - zegge en schrijve: één - katholiek geleerde aan de Nederlands-Belgische uitgevers, die bereid waren om het werk ter perse te leggen, zijn steun aan de onderneming toe, zodat zij van de uitgave, waaraan toch al genoeg geldelijk risico verbonden was, noodgedwongen moesten afzien. Wij kunnen meer voorbeelden aanhalen, doch dit ene spreekt al boekdelen.
| |
III
Wij keren terug naar de St. Adelbertusvereniging der katholieke intellectuelen, die tegen het isolement vechten. Zij willen weten, welk aandeel de katholieken nemen aan wetenschappelijke en culturele arbeid der Nederlandse bevolking. Wat dan te denken van katholieke geleerden, die werkelijk iets praesteren kunnen, doch met onbenulligheden en vertelseltjes uit onderonsjes van oude jongejuffrouwen voor de dag komen? Op zo'n manier vergroten wij ons isolement nog, terwijl wij, voorzover onze beginselen het toelaten, het juist moeten opheffen.
Wat wij in de rotary moeten doen, is mij een raadsel, dat genoemde vereniging zelf moge oplossen. Zij vraagt echter ook naar het aantal universiteits- en hogeschoolstudenten. Op dit gebied staan wij achter, zoals ook in de Koninklijke Academie van Wetenschappen en in de Maatschappij van Nederlandse Letterkunde. Maar wij
| |
| |
moeten wel bedenken, dat het katholiek volksdeel hoofdzakelijk tot de arbeidersklasse, kleine middenstand en keuterboeren behoort, die geen geld hebben om dure studies van hun vele kinderen te betalen. Als dezen goed en wel in de puberteitsjaren zijn, moeten zij zeer dikwijls mee verdienen om het grote gezin, waarvoor de regering zo ontzettend veel over heeft, te onderhouden. Bovendien begrijpt genoemde vereniging zelf wel, dat ons percentage universiteits- en hogeschoolstudenten steeds onder het gemiddelde moet blijven, eenvoudig wijl een zeer groot deel onzer begaafde jeugd roeping voelt voor priesterschap of kloosterleven. En deze roepingen worden steeds talrijker, wat een zeer toe te juichen verschijnsel is en ons overtuigend zegt, dat het met het Nederlandse katholicisme niet bergafwaarts gaat. Trekken Nederlandse missionarissen, toch grotendeels wetenschappelijk gevormde mannen, niet voortdurend naar de vier hoeken der aarde om het voornaamste werk te doen? Zoek eerst het Rijk Gods, heeft Christus gezegd. Dit gebod trachten onze missionarissen, zwoegend onder de heidenen, in algehele vervulling te brengen, wat verdienstelijker is dan de beoefening der wetenschap. Christus heeft niet gezegd: Indien gij zalig wilt worden, leg u dan toe op wetenschappelijke en culturele arbeid. Pater Damiaan de Vuyster, de held van Molokai, staat in Gods ogen ver boven den uitvinder van de radio en pater Lataste met zijn eenvoudige Dominicanessen, die zich gelijk stellen met gewezen misdadigsters om ze voor de hemel te winnen, ver boven den ontdekker van Amerika. Maar dat neemt niet weg, dat ook de wetenschap, al is zij geen doel, een machtig middel is tot verheerlijking van God en bereiking van de eeuwige vreugde. Wij moeten het ene aanwakkeren en het andere niet laten.
Verblijden wij ons dus over de vele roepingen tot kloosterling en missionaris in het koude Nederland, waar het starre calvinisme op veler gezichten ligt, wij juichen tegelijkertijd de beoefening der wetenschap toe
| |
| |
en verfoeien met de St. Adelbertusvereniging en talrijke jongere katholieken het isolement, waarin wij al te lang hebben gesuft. Wij willen geen gekooide christenheid zijn, maar vliegen uit om aan de duizenden, die geestelijke honger lijden, te laten zien, wat wij zijn en kunnen door de genade Gods.
Zeer vele niet-katholieken zijn van goede wil en leven ter goeder trouw in dwaling. Kwade trouw wordt overigens niet verondersteld, maar moet bewezen worden. Welnu, dan is het ons een heerlijke taak met die mensen hartelijk samen te werken, niet aan de bridgetafel, maar op wetenschappelijk en cultureel gebied, zonder de cardinale deugd der prudentia oftewel voorzichtigheid uit het oog te verliezen.
De samenwerking met de orthodoxe protestanten, bij wie heel wat oprechte vroomheid en Godsvertrouwen te vinden zijn door hem, die zich niet afzondert, maar zien wil, is niet in de laatste plaats noodzakelijk om een steeds hechter front te vormen tegen het nieuwe heidendom, al gaat het daarbij ook tegen een ‘raad van katholieken’, die echter de eerste beginselen der christelijke moraal verkrachten: de ootmoed en de gehoorzaamheid aan het gezag. De orthodoxe protestanten zijn onze vijanden niet, maar staan hoe langer hoe dichter bij ons, naarmate nationaal-socialisme, communisme en andere vormen van nieuw heidendom de slechten aan zich binden en de zoekende tobbers verschalken. Katholiek en orthodox protestant moeten elkaar weten te vinden, mede om de laatste resten van het liberale individualisme in het graf te werpen.
Wij hebben, helaas, een verscheurde christenheid en een gekooid katholicisme. Deze kooi moeten wij zelf openen, want wij zijn leden ener strijdende Kerk, terwijl wij ons vurig gebed tot den hemelsen Vader richten, opdat door Zijne onontbeerlijke genade alle christenen wederom één worden en met ons belijden: Credo in unam, sanctam, catholicam et apostolicam ecclesiam. |
|