| |
| |
| |
[Gedichten van Eric van der Steen]
Eric van der Steen
Brak water
Ik ben weer bij het water terug, na jaren.
Een tak breekt af, de blaren zijn vergeeld.
Het water bedt een tak in zachte blaren,
en in het water drijft mijn spiegelbeeld.
Ik zie mijzelf, ik zie mijn oogen staren.
Donker en licht zijn ongelijk verdeeld.
Ik ben voor dit bestaan niet uitgevaren.
Maar 'k heb mijn anker en mijn roer verspeeld.
Richting en rust verloor ik. Eigen schuld.
Mijn anker en mijn roer liet ik wegslaan.
Storms bittre zee heeft weer mijn hart omhuld.
Vliegende Hollander, waar kom je aan?
O lichte hand, o lippen die mij kusten,
ik ben gestrand, ik breek - laát mij nu rusten.
| |
| |
| |
Eric van der Steen
Liefdeshistorie
Met verzen vol van dood en paradijzen
verwierf ik langzaam haar aanhanklijkheid;
van bouwen sprak ik, aan den nieuwen tijd,
terwijl zij proefde van diverse ijzen.
Ik triomfeerde op beschaafde wijze
na drie belichtingen van Tolstoi's strijd -
omdat het in de steden niet goed vrijt,
besloten wij éen dag naar zee te reizen.
Daar vond ik so wie so mijn Waterloo,
in badpak ben 'k geen bokser en geen beau,
reeds na mijn eerste zwem-kunst had zij 't land -
persoonlijk, blij dat ik den grond nog voelde,
begreep ik eerst niet goed wat zij bedoelde,
doch toen de zon dook, was 'k bekoeld én zéer verbrand.
| |
| |
| |
Eric van der Steen
Geel ballet
De zalmen en de jonge doode baars,
zij zingen mee in het gitaren net:
waarom getreurd, nu dit het leven redt
van parlevinkers en van zoetelaars?
Maar wie vervolgt eentonig zijn relaas?
Wier lippen zijn met parelen bezet,
dansende in het langzame ballet
der gele droevige harmonica's.
De lippen die mij open altijd kwetsten,
zij gingen dicht en werden licht en asch,
ik weet niet wie ik ben noch wie ik was,
van welk bestaan verteer ik nu de resten?
maar 'k doe mijn droomen uit en 'k kleed en wasch me,
en stille drinkers blijft een pleonasme.
| |
| |
| |
Eric van der Steen
Van der Lee H.Th.
Hendricus Theodorus van der Lee
(vergeef hem, naamgenoot, als je bestaat)
werd eéns geboren in dezelfde straat
waar hij getogen werd, op nummer 2,
bezocht de school en wou altijd naar zee,
werd afgekeurd (te smal) maar bleef paraat,
dong naar een weduwe uit eigenbaat,
was zeven bazen rijk en toen gedwee,
signalement: bijzonderheden: geen,
gezicht: gewoon, voorkomen: algemeen,
verzocht terloops Rie Hendriks om haar hand,
(die zag de turf niet door het vele veen),
H.Th. bezocht dikwijls het stille strand,
sloeg, ver weg, om, verdronk, beet in het zand.
| |
| |
| |
Eric van der Steen
In den herfst
De zomer heeft ons dorsten niet gelescht -
doet, pages, nu den rooden herfst inschenken,
laat geen muziek de grijze asters krenken:
strooit maskers en sourdines in 't orkest,
maar sluit de grenzen van ons wingewest
voor wie niet van den rechten weg afzwenken -
veroorlooft U de duiven te gedenken,
neerstrijkend om Uw hoofd, heur donker nest.
Zwiert danseressen uit het evenwicht,
hoe zal haar duizeling U diep verkwikken -
Muziek, vervul de stille oogenblikken -
maar Gij, die dit festijn hebt aangericht,
klem vast mijn tong en masker mijn gezicht,
dat zij die lente was mij niet hoort snikken.
|
|