De Gemeenschap. Jaargang 12(1936)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 656] [p. 656] Gabriël Smit Oud Engelsch lied op Kerstmorgen De maan verbleekt in het grijze licht, de nacht wijkt voor den dag, en God roept ons op, Zijn stem beduidt, dat niemand meer slapen mag. Staat op, wordt wakker, overal! hoort allen Zijn woorden aan! God stierf aan het kruis - wie doet voor Hem, wat Hij voor ons heeft gedaan? O blinkende stad Jeruzalem, wanneer bereik ik uw poort? Wanneer wordt mijn lijden uitgewischt in het lied, dat mijn hart al hoort? Groen zijn de velden, zoo groen, zoo groen, en zoet als het hemelrijk. God wandelt over de wegen en drenkt met Zijn dauw ons allen gelijk. Ons leven is niet dan een handbreed lang, in den zomer wordt het gemaaid. Nu zijn wij hier en morgen daar, waar de wind van den dood ons waait. Gij rijken viert feest, want gij hebt geen zorg, gij hebt uw geld, uw goed, maar morgen, als gij gestorven zijt, blijft niets van uw overvloed. [pagina 657] [p. 657] Wat mager gras aan uw hoofdeneind en om uw lijf wat hout - Dan staat gij boven, naakt als een kind, met zonden menigvoud. Mijn lied is uit, ik ga naar huis, maak al Gods woorden waar! Zijn zegen voor u, voor arm en rijk, Zijn licht in het nieuwe jaar! (Henk Wiegersma) Vorige Volgende