De Gemeenschap. Jaargang 12(1936)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 654] [p. 654] Frank Valkenier En Koningen kwamen ... Caspar de koning draagt een kroon van goud, zijn mantel is bestikt met goudbrokaat; de val van 't purperrood fluweel verraadt hoe saamgevouwen hij de handen houdt, terwijl hij zijn kamelen achterlaat en langzaam schrijdend naar het Kind toe gaat. Dan buigt hij diep en neemt de kroon van 't hoofd: want niet in eigen macht heeft hij geloofd maar op de hoge ster is gans zijn rijk gebouwd. Als 't zilver morgenlicht de sterren dooft - maar niet de vuurge ster die in dit koud gebergte wenkend op hem nederschouwt - gaat Melchior de Wijze alleen aan 't hoofd van duizend man te paard, ze zijn bedauwd, berijpt met sterren; hoor, hoe duizendvoud weergalmt het hoefgetrappel in de straat ... Maar zie, hoe Melchior te beven staat, en wenen gaat, en van zijn zinnen schijnt beroofd. Met pijpmuziek en bellen en op maat van pauken nadren olifanten. Looft met zwaardenspel den Heerser, hij die klooft de aarde met zijn kromzwaard, en weerstaat hem niet - wuiven de waaiers - prijst en looft zijn majesteit en buigt in 't stof uw hoofd! God weet wat duisternis de ziel benauwt van Balthasar, hij lacht terwijl hij schouwt het Kind en plat ter aard valt in zijn wit gewaad. [pagina 655] [p. 655] (Cuune v.d. Steene) Vorige Volgende