De Gemeenschap. Jaargang 12(1936)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 566] [p. 566] Bert Bakker Méditation triste Voor M. Björnson Met u - o, groot en grondeloos herdenken voor mij, die in dit uur uw laatsten brief herleest - ben ik tezamen en ben ik alleen geweest; met u, die mij uzelf heeft willen schenken, zóó aarzelloos, zóó zonder te bedenken en zóó verrukt en eeuwig-onbevreesd; tot na een herfstdag mij het driftig wenken van uwe hand trachtte te achterhalen vanaf de avondlijke kade eener Noorsche stad; van uwe hand het rijzen en het dalen, het snelle en vergeefsche, want ik had mij van u afgewend en deed mijn oogen dwalen over de heuveling der bergen, waar ik vele malen met u en hand in hand geloopen had. Maar later - en de nacht was neergekomen en ik bevond mij slapend op het koele bovendek - heb ik gedroomd hoe tijdens het vertrek mijn hand zich strekte en u heeft opgenomen en langzaam tilde over het versperrend hek. En gij voert met mij onder maan en sterren op den gezochten en ontdekten einder aan, den zeer begeerden, doch voor u zeer verren en onbekenden, die het hart in u deed slaan en tot een angstig wachten liet geraken op het uur, dat ge op vreemden grond zoudt staan. Gij wildet vluchten; hooge zeëen braken over het schip en overspoelden ons; een vloedgolf nam u op; het water sloot zich over u heen. O, stem der wateren, o, plotseling ontwaken. Gij waart verdwenen en ik weer alleen. Vorige Volgende