gonnen. Maar de Haagsche Brivoka - Bri(dge) vo(or) ka(tholieken) - heeft in elk geval een feestavond gehad, waarop, mag men het geestdriftige verslag in De Maasbode gelooven, de ware stemming heerschte, zoodat de avond zeer geslaagd mocht worden genoemd. Het is merkwaardig, dat het slagen van die avonden altijd van de stemming afhankelijk is. Het is bijna net zoo merkwaardig als het feit, dat die stemming altijd de ware is. De Maasbode vond het noodig van die stemming onder de kaarters roomsch Nederland kondschap te geven en daaraan de verblijdende mededeeling toe te voegen, dat de aan een klein slembod verbonden premies vlot werden gewonnen in een animo, die zóó groot was, dat besloten werd den avond nog eens te herhalen. Wij snappen natuurlijk de portee van deze Rerum Novarumkaarterij niet, als wij haar culminatiepunt zoeken in de onder de aanwezigen heerschende pleizierige stemming. Wij snappen haar nog minder als wij ons in de vraag verdiepen of koning, dame en boer zich in katholieke handen anders gedragen dan in liberale of nog verderfelijker handen en op de roomsche bridgetafel wellicht gezichten vertoonen, waarvan het hymnische ‘Roomschen dat zijn wij’ valt af te lezen. Wij snappen van dit alles niets. Wij snappen alleen, dat de goede smaak een deugd is, die ons roomsch samenzijn, om niet op zijn Borromeesch te zeggen Roomsch Nederland eerder siert, dan homogene geitjes, en groot en klein slem onder de signatuur van het kruis. Wij snappen, dat men wat meer distinctie mocht hebben tegenover het praedicaat R.K., dat voor allerlei kegel-, tennis-, dans-, pleizierreis- en bridge-enthousiasten te grabbel schijnt te liggen. Het was al 'n goed
begin, als de openbare ophef van deze pretmakerijtjes om wille van het praedicaat R.K., uit de Rijke Roomsche leven-rubriek onzer dagbladen achterwege werd gelaten.