De Gemeenschap. Jaargang 12
(1936)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 481]
| |
DE GEMEENSCHAP MAANDBLAD ONDER REDACTIE VAN: MR. LOUIS DE BOURBON, ANTOON COOLEN, ANTON VAN DUINKERKEN, JAN ENGELMAN, MARNIX GIJSEN, A.J.D. VAN OOSTEN EN JAN VERCAMMEN | |
Dr. A.J.M. Cornelissen
| |
[pagina 482]
| |
als een totaal nationalisme, waarbij geen gebied, noch het politieke, noch het economische, noch het wetenschappelijke, noch het godsdienstige, wordt uitgesloten, doch alle menschelijke levensuitingen vernationaliseerd worden. Deze nationale karaktertrek van het Nationaal-Socialisme en Fascisme is onmodern, in zooverre hij terugwijst en niet vooruit. Het andere element in deze systemen daarentegen, nl. het sociale en universeele, ligt in de lijn der historische evolutie. Oud en nieuw, nationalisme en tegelijk internationale beïnvloeding, individualisme en tevens universalisme - dat zijn de onderling geheel tegenstrijdige elementen, welke in genoemde bewegingen worden aangetroffen, haar dat karakter van innerlijke spanning en onrust en rustelooze dynamiek geven en zoowel in de tweedeelige betiteling: Nationaal-Socialisme, als in den geestelijken ontwikkelingsgang van Mussolini, den voormaligen Socialist, tot uitdrukking komen. Wie het verschijnen van Nationaal-Socialisme en Fascisme in onze dagen beoordeelt in het licht van de geschiedenis, komt tot de overtuiging, dat de eenige ontwikkelingsmogelijkheid, welke zij bezitten, die is van het sociale element, dat zich losmaakt van landgrenzen en nationale beperkingen. Men late zich dan niet langer misleiden door Mussolini's uitspraak, dat het Fascisme geen exportartikel is en weigere de felle uitvallen van Hitler en de zijnen tegen Moskou te verklaren uit diepwortelende, principieele verschilpunten tusschen Nationaal-Socialisme en Communisme. Men zoeke hiervoor dan eerder een psychologische verklaring, nl. dat de Führer zelf en met hem vele partijgenooten zich met de Communistische mentaliteit verwant gevoelen en door rhetoriek zichzelf en anderen in het tegendeel trachten te doen gelooven, m.a.w. een toepassing van de methode-Coué. Redelijk verantwoord en tevens visionnair is de waar- | |
[pagina 483]
| |
schuwing van Pius XI, die het Communisme als den grooten vijand van het Katholicisme brandmerkt en tegen deze wereldbeschouwing alle Christenen te wapen roept. Het groot gevaar nu van het Communisme is juist hierin gelegen, dat in het kamp van schijnbaar fel anti-Communistische bewegingen, de geesten in werkelijkheid rijp maakt worden voor dit systeem. Nationaal-Socialisme en Fascisme zijn de oefenscholen voor het Communisme. Om Communist te worden behoeft een Nationaal-Socialist of Fascist slechts de kleur van zijn hemd te veranderen en een anderen groet te leeren.
De beginselen van het Communisme vormen niet het voorwerp van de volgende uiteenzetting. Toch kunnen wij deze niet geheel buiten beschouwing laten. De methode, welke een beweging ter verspreiding van hare ideeën volgt, is nimmer los te maken van die denkbeelden zelf. In bijzondere mate geldt zulks van het Communisme, dat een zeer sterken band heeft gelegd tusschen theorie en praktijk, tusschen idee en propaganda, tusschen zijn beginselen en de realiseering van zijn principes. Herinnerd zij aan de beroemde woorden van Lenin: ‘Het komt er niet op aan de wereld te begrijpen, maar ze te veranderen’. Gedachte en daad vormen één geheel. Daarom moet aan een beoordeeling van de Communistische propaganda-methode een karakteristiek van de Communistische beginselen voorafgaan. Daarbij laten wij verschillende punten, welke gewoonlijk belicht worden, rusten om andere, voor ons doel van meer belang, des te nadrukkelijker te beklemtonen.
Gelijk bekend heeft Marx, de theoretische grondlegger van het Communisme, zich bij de vaststelling van zijn historisch-materialistisch standpunt georiënteerd op | |
[pagina 484]
| |
Hegel, doch daarbij, onder invloed van schrijvers als Feuerbach, het idealistisch standpunt van dezen wijsgeer als het ware omgekeerd. Voor Marx ligt, anders dan voor Hegel, het zwaartepunt niet in den geest, doch in de stof, niet in het denken, doch in het economische. Marx zelf heeft zijn verhouding tot Hegels leer aldus geformuleerd: Voor Hegel is het denkproces de schepper van de werkelijkheid. Voor mij is omgekeerd het ideëele niets anders dan het in het menschelijke hoofd omgezette en overgezette materieeleGa naar eind1). Is dus voor Marx de stof en het economische het centrum van het menschelijke leven, en verschilt hij hierin van Hegels idealistische visie, tusschen beiden is aan de andere zijde toch ook een groote verwantschap aanwezig. Immers, de grondlegger van het Communisme heeft van Hegel diens dialectiek, diens beginsel van de éénheid der tegendeelen overgenomen. Door tegenstellingen, zoo oordeelt zoowel de één als de ander, ontwikkelt zich de historie der menschheid. Toestand A, aldus is beider schema, slaat in zijn tegendeel B om en deze toestand B slaat, op zijn beurt, weer in zijn tegendeel om, niet in A echter, doch in C, de hoogere vereeniging der tegendeelen A en B. Deze tegenstellingen-constructie, door Hegel in idea-listischen zin ontvouwd, heeft Marx in het stoffelijke toegepast. Uit deze materialistische dialectiek is het Communisme geboren met zijn leer van den klassenstrijd, van den opgang der maatschappij naar het Communistisch ideaal door voortdurende ontkenning van de voorafgaande periode. In dit dialectisch uitgangspunt ligt de verklaring van de Communistische stelling, dat het Socialisme zich noodzakelijk uit het Kapitalisme als zijn absoluut tegendeel, zal ontwikkelen. Engels heeft in een formuleering, welke ook voor een goed begrip van de Communistische strategie en tactiek van eminent belang is, dit dialectisch beginsel van het Communisme aldus geteekend: Grondgedachte is, dat | |
[pagina 485]
| |
de wereld niet mag worden opgevat als een complex van volledige dingen, doch als een geheel van processen, waarin de schijnbaar stabiele dingen een ononderbroken verandering, een voortdurend worden en vergaan doormakenGa naar eind2). Hierbij zet zich, bij alle schijnbare toevalligheid en niettegenstaande iederen momenteelen terugval, een voortschrijdende evolutie tenslotte door. En eldersGa naar eind3) heeft dezelfde auteur verklaard, dat voor de dialectische wijsbegeerte niets volledigs, niets absoluuts noch heiligs bestaat. De wijsbegeerte openbaart boven alles de vergankelijkheid van alles; zij kent slechts een opgang zonder einde van het lagere naar het hoogere. En die opgang geschiedt niet rechtlijnig, doch als het ware in spiraalvorm; het is een ontwikkeling, welke met sprongen plaats grijpt en, niet zelden, van catastrophen vergezeld gaat. Telkens de negatie van de negatie. Wil men de methode der Communistische propaganda verstaan, dan moet men zich dit dialectisch grondbeginsel steeds voor oogen houden. Want een Communist moet niet slechts als theoreticus, maar ook als man van de daad dialecticus zijn. Het is o.m. het verwijt van Lenin aan Kautsky en diens groep geweest, dat zij de dialectiek wel in theorie aanvaardden, doch zich in de practijk als niet-dialectici gedroegen. Daarom, zoo stelde Lenin vast, hadden zij geen begrip voor de snelle wisseling der uiterlijke vormen en begrepen zij niets van de vulling dezer vormen met nieuwen inhoudGa naar eind4). Het is juist op grond van zijn dialectisch materialisme, dat Lenin niet ophield in zijn geschriften de éénheid van theorie en practijk te betoogen, een éénheid, welke hij in zijn werkzaamheid als staatsman op geniale wijze heeft verwezenlijkt. In de wereld buiten ons, in de stoffelijke, economische verschijnselen speelt zich de evolutie af. Alles dient de werkelijkheid, ook de zoogenaamde theorie; het omgekeerde is ook het geval, want idee en realiteit vallen samen. Onze theorie is | |
[pagina 486]
| |
geen dogma, doch een aanleiding tot de daad, zoo predikte Lenin in navolging van Marx en EngelsGa naar eind5). Men kan dit het begin en einde der Communistische activiteit noemen. Is dus de Communistische propaganda door de nauwe verbinding met de leer, waardoor voor den Communist leven en propageeren één is, dialectisch ingesteld, dan verstaan wij het beeld, waarmede de Communist Tschernyschewski de Communistische activiteit teekent: De politieke werkzaamheid is niet als het trottoir van de Newsky-Prospekt (het mooie, breede, gladde trottoir van de kaarsrechte, Petrograadsche hoofdstraat)Ga naar eind6). Dan wordt ons duidelijk, waaruit die hevige dynamiek en rusteloosheid der Communistische actie verklaard moet worden. Wij staan hier voor een consequente, fanatiek doorgevoerde toepassing van Heraclites' gedachte, dat de oorlog de vader van alles is en dat alles zich in een stroom van eeuwig worden beweegt. Hier wordt de strijd om den strijd gestreden; het leven wint aan waarde met het verscherpen der tegenstellingen en het vermeerderen van de spanningen. Deze strijd beoogt niet een uiteindelijken vrede: het is in den strijd, dat 's menschen levensdoel gelegen is. Omdat het Communisme van den strijd leeft, organiseert het zich, gelijk één der resoluties van het tweede congres der Communistische Internationale het uitdrukt, als een oorlogséénheid, welke de revolutionnaire krachten van alle landen moet samenvattenGa naar eind7). Daarom is het er steeds op uit in de kringen van de bourgeoisie en het kapitalisme tegenstellingen op te roepen en uit te buiten. Door sluwe berekening, door het zaaien van wantrouwen, door geheime actie, kortom door een volledige toepassing van: het doel heiligt de middelen, wil het, zoowel op geestelijk als op stoffelijk gebied, bij zijn tegenstanders een chaos verwekken. Om een onwraakbaren getuige, Lenin zelfGa naar eind8), aan te halen: Deze betoogde in 1920, dat de vijandelijkheden tusschen | |
[pagina 487]
| |
de beide Engelsche staatslieden, Churchill en Lloyd George - politieke typen, zoo voegde hij eraan toe, die men in alle landen met kleine nationale verschillen, aantreft - en tusschen Henderson en Lloyd George op zich zonder belang en beteekenis zijn, beoordeeld uit zuiver abstract Communistisch standpunt. Doch in het licht van een practische massabeweging en propaganda zijn deze conflicten uitermate gewichtig te achten. Met dergelijke tegenstellingen rekening houden, het oogenblik van volledige rijpheid dezer onder ‘vrienden’ onvermijdelijke botsingen bepalen om van de alsdan ingetreden zwakte en krachteloosheid dezer ‘vrienden’ gebruik te maken, - dat noemde Lenin de taak van den Communist, die niet enkel een bewust propagandist der Communistische ideeën wil zijn, maar ook een practisch leider der massa's in de revolutie. De grootste trouw aan het Communistisch ideaal moet samengaan met het streven om door allerlei compromissen, door laveeren, sluiten van verdragen, door zigzag voorwaarts rukken en, als het moet, door tactische terugtochten, het doel te bereikenGa naar eind9). Het is deze strijdgedachte, welke Lenin ertoe bracht voor de internationale tactiek van het Communisme als leidend beginsel vast te stellen, dat het nationale element niet verwaarloosd mag worden. Zoolang er nationale en politieke verschillen tusschen de volkeren en landen bestaan, eischt de éénheid van de internationale Communistische propaganda niet de afschaffing van die nationale verschilpunten, doch een dusdanige toepassing van de primaire Communistische beginselen, dat deze principes in alle afzonderlijke gevallen op de juiste wijze gevarieerd wordenGa naar eind10). Het klassenbewuste Communistische proletariaat van alle landen heeft den plicht van een bijzondere voorzichtigheid tegenover de nationale gevoelens in de koloniale landen en naties, welke door het moederland onderdrukt wordenGa naar eind11). | |
[pagina 488]
| |
Het is duidelijk, dat deze tactiek niet wortelt in een positieve waardeering van het nationale element in het leven der volkeren. In een systeem, hetwelk den strijd, de tegenstelling en het conflict verheerlijkt, past een dergelijke positieve aanvaarding niet. Het lagere wordt niet als bouwstof voor het hoogere gebezigd en zoo rust het Communistisch internationalisme niet op de eerbiediging van de nationale verschillen, doch is slechts te denken aan een eisch van berekende tactiek, aan een concessie van korten duur, indien Lenin spreekt van aanpassing aan nationale eigenaardigheden. Trouwens, men zou dwalen, indien men elders, bijv. ten aanzien van den Communistischen cellenbouw en de inschakeling van alle kultuuruitingen in het propaganda-apparaat, zou spreken van een hiërarchische methode. Hiërarchie als een trapsgewijze opklimming van het lagere tot het hoogere, als de organisatie van menschen en dingen in verschillende verbanden, zóó, dat de wezenlijke eigenaardigheden dier afzonderlijke menschen en dingen gehandhaafd blijven en zelfs nog beter tot hun recht komen, is een begrip, dat aan het Communisme en zijn propaganda volkomen vreemd is. Wie van den strijd als het eigenlijke en éénige levensverschijnsel uitgaat, kan slechts tot een éénheid en tot een internationale vereeniging komen, door straffe centralisatie, doodende uniformiteit, mechanische samenvoeging en onmenschelijke, tegennatuurlijke disciplineGa naar eind12). De strijdidee, welke wij in bovenstaande als het hart der Communistische propaganda teekenden, wordt niet enkel teruggevonden in de zuiver politieke activiteit van het Communisme, Het geheele leven, aldus leert het historisch materialisme, hangt van de stoffelijke, economische ontwikkeling af. En zoo moet het aanschijn van de geheele wereld, van alle kultuur, van den geheelen mensch overeenkomstig deze gedachte worden hervormd. Vandaar, dat het Communisme in alle | |
[pagina 489]
| |
kringen en overal invloed tracht te winnen en dit met alle middelen poogt te bereiken. De revolutionnaire klasse, aldus LeninGa naar eind13), heeft, wil zij haar taak goed vervullen, alle vormen en zijden van de sociale werkzaamheid, te veroveren. Wel is de economische crisis de hoofdoorzaak van de schitterende successen der Communistische Internationale, doch slechts uit een algeheele verandering van het leven, in al zijn aspecten, kan een volkomen nieuwe menschheid te voorschijn treden. Door middel van een eigen, op de Communistische ideeën afgestemde letterkunde, film, wetenschap en bouwkunst, enz. poogt het Communisme de wereld te besmetten. Tot in kleinigheden, als bijv. zijn terminologie, moet men den Communist kunnen herkennen. Met enkele voorbeelden moge dit worden verduidelijkt. In 1934 werd te Moskou het eerste groote congres van Sovjet-litteratoren gehouden, onder leiding van Maxim Gorki. Deze grootmeester der Russische Sovjet-letter-kunde stelde als uitgangspunt vast, dat het eigenlijke onderwerp, de éénige en ware held der Communistische litteratuur de zwoegende arbeider dient te zijn. Den arbeid als hoogste scheppingskracht uit te beelden en te verheerlijken, noemde hij de verheven taak van den proletarischen kunstenaar. In dezen zin moet de Russische kunst de proclamatie zijn van het Communistisch ideaal, d.i. van een nieuwe menschheid. En op deze Communistische belijdenis van Gorki gaf een andere schrijver, Sourkov, de volgende aanvulling, waaruit de dialectische, op de strijdgedachte gerichte mentaliteit der Communistische letterkunde bleek. Hij oordeelde, dat de letterkunde der bourgeoisie meer en meer in een vaag en zwak sentimentalisme zal gaan ontaarden. Het humanisme der Sovjets daarentegen is jonger, krachtiger en ook grover. Aan de gevoelens van liefde, vreugde en fierheid paart zich het gevoel van heiligen haat, de haat van den strijder, van den wrekenden engel, wat geen gebrek is, maar een deugd van den nieuwen mensch. | |
[pagina 490]
| |
‘De schaduw van een geweer met bajonet moet vallen op alle artistieke werken om ze in waarheid menschelijk te doen zijn’Ga naar eind14). Gelijk de staat, naar Lenin schreef, slechts een wapen is, een bijzonder soort knuppel om den klassenstrijd te voerenGa naar eind15), zoo moet alles dienstbaar gemaakt worden aan dien grooten strijd. Wat de chaos bevordert, heeft de wijding van het ideaal. Evenals de letterkundige, door Stalin ‘ingenieur’ der zielen genoemd, moet de cineast, bouwkundige, industrieel en geleerde, propagandist zijn en, ieder op zijn terrein, een schildering geven van de realiteit in harer evolutionnaire ontplooiing. ‘Tous les courants, toutes les tendances et tous les groupes créateurs sont animés d'un seul désir: participer à la construction de notre grand art soviétique nouveau et à l'édification de notre pays’, aldus verklaarde de Russische delegatie op de Filmtentoonstelling van Venetië in 1934Ga naar eind16). Een donkere dreiging draagt deze verklaring in zich, omdat zij de uiting is van een cultureele mobilisatie van het Communisme, dat de wereld tot slagveld heeft gekozen en alle wapens van intellect en gevoel in stelling brengt. Niet alleen het oudere geslacht wordt voor dezen strijd onder de wapenen geroepen, ook aan de jeugd, ja, vooral aan de jeugd is een rol toebedeeld. In een uitspraak van Pistrak, één der leiders der Sovjet-jeugdbeweging, wordt het doel van de Communistische jeugdactie aldus omschreven: Door de vereeniging van school en industrie krijgen de leerlingen inzicht in de wetenschappelijke ideeën van Marx en Lenin. Temidden van de arbeiders doen de jonge constructeurs van de toekomst nieuwe krachten op in den strijd tegen de oude vergane begrippen. Hier wordt iedere jonge mensch doordrongen van een groote liefde voor de gemeenschap der arbeiders: hier leeren de kinderen practisch de wetten der historische evolutieGa naar eind17). Deze verheerlijking van den strijd als de eigenlijke | |
[pagina 491]
| |
motor van het leven wordt een borrelende lavastroom welke de geheele menschheid bedreigt, omdat met de koele berekening, de technische organisatie van de wereldrevolutie een fanatiek geloof in dit ideaal verbonden is. Aan de sluwe diplomatie paart zich het utopisme, aan de techniek de mythe, aan het Westersch cerebralisme het Slavisch fanatisme. Het Communisme is een geloof, een godsdienst; maar dan een averechtsche godsdienstGa naar eind18). De hemel is aarde geworden; het paradijs van den Bijbel bestond nooit, doch zal ééns komen; de machine is God geworden; niet de geest maakt levend, doch de stof heerscht; niet de vrijheid der kinderen Gods, doch de slavernij der wereld. In boven ontwikkelde gedachten ligt ook de diepere grond, waarom het Communisme zich in het bijzonder tegen de Katholieke Kerk richt. Zijn organisatie en tactiek immers roept vanzelf het beeld op van die andere wereldmacht, welke ook universeel is, ook het aanschijn der aarde tracht te veranderen, ook strijdbaar is. Communisme en Katholicisme zijn de twee grootmachten, waar tusschen de uiteindelijke strijd zal gaan. Achter het rookgordijn van allerlei gebeurtenissen en feiten hebben in onze dagen groote, principieele verschuivingen plaats. De middengroepen schrompelen ineen en naderen meer en meer het kruispunt, waarop tusschen Rome en Moskou moet worden gekozen. Deze keuze is de meest principieele, waarvoor de moderne mensch gesteld kan worden, want zij beteekent de keuze tusschen hemel en aarde, tusschen geest en stof, tusschen vrede en strijd, tusschen de strategie van God of de tactiek van Satan, den vorst van deze wereld, gelijk Paulus hem noemt. God is de Vrede zelf; zijn wereldplan is vol van vrede. Naar het schoone woord van Thomas Aquinas streeft alle schepsel, van hoog tot laag, naar den vrede, d.i. de rust der orde. Satans tactiek beoogt de chaos, de verstoring van die orde tusschen God en den mensch, | |
[pagina 492]
| |
tusschen den mensch en de wereld buiten hem, tusschen de menschen onderling, tusschen de naties, de verstoring van de orde in den menschGa naar eind19). God is de groote Ordenaar, die alles op zachte wijze heeft ingericht en alles een passende plaats in het heelal heeft gegeven. Satan is de groote verstoorder van die goddelijke orde. In twee citaten, het eerste van Pius XI, het tweede van Marx, willen wij de tegenstelling tusschen de beide wereldmachten van dezen strijd samenvatten: ‘Alle werkelijk deskundigen op sociaal gebied dringen aan op een rationaliseering, waardoor in het economische leven de gezonde en juiste orde moet worden hersteld. Maar deze orde, die Wij eveneens vurig wenschen, en waaraan Wij naar best vermogen meewerken, zal noodzakelijk gebrekkig en onvolledig zijn, als niet alle menschelijke vermogens harmonisch samenwerken, om de wonderbare eenheid van het goddelijk wereldplan na te volgen, en, in zooverre dit met menschelijke middelen bereikbaar is, ook te verwezenlijken; en dan bedoelen Wij die volmaakte orde, die de Kerk met luide stem verkondigt, die het natuurlijk verstand reeds vordert, en die hierin bestaat, dat alles zich richt naar God als het laatste en hoogste doel van alle geschapen vermogens en dat alle geschapen goederen, als onder God staande, beschouwd worden enkel en alleen als middelen, die slechts in zooverre gebruikt moeten worden, als zij bevorderlijk zijn om het hoogste doel te bereiken’Ga naar eind20). ‘Die Religion ist die allgemeine Theorie dieser Welt, ihr enzyklopädisches Kompendium, ihre Logik im populärer Form, ihr spiritualistischer Point-d'honneur, ihr Enthusiasmus, ihre morale Sanktion, ihre feierliche Ergänzung, ihr allgemeiner Trost- und Rechtfertigungsgrund. Sie ist die phantastische Verwirklichung des menschlichen Wesens, weil das menschliche Wesen keine wahre Wirklichkeit besitzt. Der Kampf gegen | |
[pagina 493]
| |
die Religion ist also mittelbar der Kampf gegen jene Welt, deren geistiges Aroma die Religion ist ... Die Kritik der Religion ist also im Keim die Kritik des Jammertales, dessen Heiligenschrein die Religion ist ... Es ist also die Aufgabe der Geschichte, nachdem das Jenseits der Wahrheit verschwunden ist, die Wahrheit des Diesseits zu etablieren. Es ist zunächst die Aufgabe der Philosophie, die im Dienste der Geschichte steht, nachdem die Heiligengestalt der menschlichen Selbstentfremdung entlarvt ist, die Selbstentfremdung in ihrer unheiligen Gestalten zu entlarven. Die Kritik des Himmels verwandelt sich damit in die Kritik der Erde, die Kritik der Religion in die Kritik des Rechts, die Kritik der Theologie in die Kritik der Politik’Ga naar eind21). | |
[pagina 494]
| |
(Lambert Simon)
|
|