De Gemeenschap. Jaargang 12(1936)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 186] [p. 186] M. Mok De klokkenmaker Hier liggen de ruïnes van den tijd: raderen, stof en leege kasten, die eenmaal naaldscherp de seconden krasten in 't onbewogen vlak der eeuwigheid. Een engel houdt de vleugels uitgestrekt, op een pendule staat zijn droom versteend, en nimmer nog heeft hier een hart geweend, omdat dit niet tot leven werd gewekt. Wat puur is ligt gebroken en ontzield, een kostbaar erfstuk, zwaar van goud en jaren, waaruit de geest voor eeuwig is gevaren, schoon het een glans van welstand overhield. Alleen een wekker, nijdig, onbesuisd, draagt bitter leven in zijn ingewanden, een vlam die in de stilte door blijft branden, een hamer die de eeuwigheid vergruist. En dan een oude wandklok die de maat der uren nog, verstrooid, terug wil vinden. De wijzers tasten langs de plaat, als blinden dien langzaam alle heugenis ontgaat. En hij, de schepper van het spel der uren, zit voor zijn bank, gevouwen en vergrijsd, terwijl hij mij de ziel der dingen wijst, die aan hem openging na jaren turen. Elk instrument in zijn verkreukte hand wordt tot een droom van diep zelfstandig leven, een creatuur dat macht is meegegeven te houden in een barsche wereld stand. [pagina 187] [p. 187] Hij keurt het raderwerk, de veer, de wijzers - de zwarte voren in een wit gelaat - Dat hem dit alles met verbazing slaat; en elke nieuwe ochtend vindt hem grijzer. Soms glimlacht hij, verholen en bedeesd om de armzalige goedkoope dingen die men ter wereld schopt, en eensklaps springen de ingewanden - en zij zijn geweest. Alleen het hechte, dat na langen strijd terugvalt in de stilte, doet hem droomen, en achter het gespeel der uren komen de vale schimmen op der eeuwigheid. Veel duizend klokken heeft hij reeds doorgrond, maar in een eindeloos vertrouwen zal hij wat hem in handen komt beschouwen, alsof hij niet den laatsten zin verstond. (Vignet Charles Eyck) Vorige Volgende