De Gemeenschap. Jaargang 12(1936)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] M. Mok Openbaring Wij waren arme kinderen die speelden. Er dreef een gouden glans hoog door de lucht, er hingen wolken zwaar, er ging een vlucht van meeuwen, die den grooten hemel deelde. Niets dan een droom, wat zand, de wijde zee, de gouden glans, de wolken en de meeuwen, en stilte, die ons langzaam ging besneeuwen. Zoo kwam de avond - en het wereldwee. Ik zei: dit is de nacht, dit is het duister, en aanstonds zijn wij groot .... - maar zij verbrak mijn stem, die van te diepe dingen sprak en weerde mij in een verschrikt gefluister. En toen zaten wij zwijgend voor de zee en lieten golfgeruisch en wind passeeren, en wilden wel een ander spelen leeren, en droomden ook van roerelooze vree. Wij waren arme kinderen, wij vonden, dat ieder spel in stilte overging, een ledigheid zonder herinnering, een zwijgen dat slechts zwijgen kan verkonden. Zwaar drukte dit geheim en hand en hand gingen wij huiswaarts en het doffe schrijden van onze voeten bleef ons begeleiden op den terugtocht van 't beloofde land. Vorige Volgende