De Gemeenschap. Jaargang 11(1935)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 754] [p. 754] Louis de Bourbon Het oude jachtslot Voor C. Vos Ja, nu geloof ik toch dat er een ander leven bestond vòòr dit welk ik nu leven moet - 't was in een oud kasteel met donkre dreven, één oogenblik toen joeg het door mijn bloed: Hier heb ik eens geleefd, eeuwen geleden daar hangt nog 't oude harnas aan den muur, een hoog portret scheef langs den wand gegleden en in den breeden haard 't gedoofde vuur. Nu is het koud, de herfst kleurt in de lanen de blaren rood en paars, een gure wind waait eenzaam en verlaten door de kruinen der oude boomen waar het treurig zingt. Mar toch, 't is of ik aan het begin der lanen opeens het rumoer der wilde jachtstoet hoor, trompetgeschal, bazuinen en een gaan en keeren van honden, op het warme spoor nog hongrig en belust, dan zie ik komen den stoet van edelen, op een wit paard mijzelf en mijn twee jonge zonen en den vicomte d'Atours met grijzen baard. Dan wordt het avond, in kristallen glazen fonkelt de wijn, de zanger aan het eind der tafel zingt van roem en helden en het dwaze lied van de liefde, dat verheugt en schrijnt. [pagina 755] [p. 755] Daar gaan eensklaps de wijde deuren open, onder den fakkel dien een krijgsknecht tilt staat zij, jong, slank, en bij het loopen wiegen haar leden; in de verbaasde stilt' hef ik het glas en zie haar zachte oogen haar mond die lacht, geheel het vreemd festijn dier dagen: het oude jachtslot met de hooge tinnen, de fakkels en het vuur, de vrouwen en den wijn. Weer waait de wind en ik sta hier verlaten, mijn hand heft een gevonden late roos... Waarom, o noodlot, ben ik neergelaten in zulk een andren tijd dan dien ik koos? (Vignet Dolf Henkes) Vorige Volgende