| |
| |
| |
A.J.D. van Oosten
Stratosfeer
I.
In den vroegen morgen verzamelen zich de genoodigden. Het vliegveld aan den benedenloop van de Wolga is streng afgezet; helmen en bajonetten van het Roode Leger. Gedurende vier weken zijn langs de schuwbewaakte spoorwegen de zendingen voor den grooten tocht vervoerd; zeer geheime zendingen. De wetenschap is altijd geheimzinnig en de Republiek geeft ook hare bedoelingen niet onnoodig prijs aan de openbaarheid. Officieren en ingenieurs staan toe te zien. Het is een kleine groep, zij allen zijn op den lijve onderzocht eer hen toegang werd gegeven. Zelfs de familieleden van de bemanning bleven op verren afstand buiten het terrein; zij zien het langzaam, zwellend omhulsel van den ballon vaag in de duisternis. Midden op het veld, bij de gereedliggende uitrustingsstukken bewegen zich de drie personen; zij beschouwen de dingen om zich heen met oogen die reeds onderweg zijn. Zij vragen zich af, wat kan vergeten zijn, zij mogen het niet missen als het te laat is.
Het gas suist door de mondingspijpen van de toevoerbuizen, een wonderbaar mengsel, waar zij op vertrouwen. Dit gaat het wiegelend gevaarte dragen voor den nieuwen aanval op de hooge luchtgebieden. Stratosfeer noemt men den berg zonder hellingen of massa, dien zij gaan bestijgen, klimmende in het niets onder een dun gutta-percha doek. Het zijn geharde, moedige koppen, de leider het meest militair. Vóór de revolutie heeft hij in een onkwetsbaar vliegtuig duivelsche lauweren geplukt in den dienst der oude armee. Na den ommekeer meldde hij zich bij de nieuwe heeren en werd belast met den studie-dienst van de militaire luchtvaart in
| |
| |
zijn district. Ook in die functie werd hij nog menigmaal gezien in de buurt van vijanden der Republiek; zijn moordende activiteit kon niet buiten bommen en mitrailleurs. Hij droeg zijn litteekens met eere; het grootste dat van heup tot heup liep kenden slechts enkele vrouwen in de hoofdstad.
Zijn oudste metgezel vertoonde een uitgesproken professors-type, baardig en slordig. De Republiek heeft hem aan het hoofd gesteld van het grootste laboratorium in het Westen des lands. Het bleef voor zijn vrienden de eeuwige vraag, wat hij eigenlijk beter kende: samenstelling en verschijnselen der lucht, waarin mensch en dier naast hem leefden of die der nooit bereikte sferen. Hij wijdde zich in de korte perioden tusschen zijn onderzoekingen aan fantastische studies over een planeten-volk, dat zich in een afgesloten verleden teruggetrokken zou hebben van deze te zeer afkoelende aarde, met achterlating van de reeds door koude en nachtziekten aangetaste individuen. Het interesseerde hem daarbij minder, dat uit deze achterblijvers de eigenaardig verwarde, redelijke wezens voortgekomen waren, die hij dagelijks om zich heen zag. Van meer belang leek het hem te ontdekken, door welke vermogens en met welke middelen zich de oorspronkelijke bewoners hadden kunnen verplaatsen door de sferen, naar een nieuw oord van vestiging.
De derde man, wiens gedragingen in de omgeving van den gondel onmiddellijk den werktuigkundige verrieden, was een Aziaat, donker en hartstochtelijk. Over zijn afkomst liepen slechts vage informaties, met dat al verwierf hij zich officieele befaamdheid door zijn technische kennis. Op hem komt de verantwoordelijkheid neer voor het functionneeren van geheel het geheimzinnige mechanisme der instrumenten, meters en materialen, dat tezamen den ballon vormt; hij verheugt zich op de afvaart naar het gebied waar borst aan borst te vechten valt met de elementen in hun volle krachts- | |
| |
spanning. Het is heel den voornacht zacht weer geweest, bij de geboorte van den morgen staat er aan den kant van het Noorderlicht een fijne vrieswind op; prikkelingen loopen over de huid der mannen op het open veld. Onzichtbaar in het zwart stoot een vogel zijn verren gil, eenige keeren achtereen. Een vage schemering glijdt aan boven de heuvels over de rivier, diep achter de oostelijke kim is de zon nog in haren opgang, over China, over Azië. Langzaam zoekt het licht het hart van Rusland, het richt zich over de toppen der oer-gebergten, over de slapende dieren in de dalen van Tibet. Het steekt de korenvelden van Trans-Siberië aan met een gouden gloed en het legert zich onder de koele morgenwolken in het verarmd Mongolië. Het licht is grooter dan alles, het heft zijn hoofd boven de hoogste luchtlagen, het vliegt reeds door den dampkring over gebieden waar het nog nacht is, het doorgloeit de sfeer der omwentelingen nu, de sfeer waar de vederwolken worden gevormd, boven het hoofd der luchtvaarders.
Het is de nederdaling van dit licht, waarop de mannen wachten; zij zijn omgeven door een stilte,die deze minuten plechtig maakt. Nu de wind zachtjes voorbij trekt, gaan er lichte rillingen door den ballon, een donzige peer in de vloeiege grijsheid van het morgenkrieken. Maar op den weg komt hinderlijke beweging. Een auto met twee hooge commissarissen heeft tijd verloren aan een defecten band; in een doodenrit volvoerde de chauffeur zijn opdracht. Na het triomfantelijk knarsen der remmen, worden de inzittenden door de soldaten van de afzetting stram gegroet. Hun aankomst op het terrein geeft de laatste afleiding, vóór het oogenblik der opstijging daar is; een der oversten informeert bij den ballon-commandant naar zijn opinie over het welslagen. De mécanicien inspecteert de maatregelen voor het vertrek, nauwkeurig onderzoekt hij de ballastbevestiging aan den gondel. Deze vernuftige vinding maakt het mogelijk, van binnen uit
| |
| |
het afwerpen ervan te doen geschieden, als de landing zal plaatshebben. Zonder aandacht voor zijn omgeving staat de professor toe te zien bij deze voorzieningen; het afscheid van het planeten-volk zweeft hem voor den geest; met welke gevoelens zullen deze licht-wezens zijn weggewiekt van den onbewoonbaren aardbol? Hij tracht zichzelf lichtwezen te denken.
Achteloos is de dag doorgebroken, uit de sferen en over de kim. De laatste weerberichten worden den commandant toegereikt, hij is een oogenblik in de spanning van het lezen bekneld. Zijn blik omvat secondenlang den schommelenden bol, hij grijpt een neerhangend touw. Nu kijken de beide anderen naar hem, het sein moet gegeven worden.
Op grooten afstand gehouden staat er eenig volk op den weg en verstrooid over de akkers in de nabijheid; boeren en nieuwsgierige burgers uit de naaste stad. Zij willen den grooten tocht zien, zij kunnen alleen uit de verte het halfgevuld, drups-vormig ballonlijf zien; grijs in een schemer die nog nauwelijks contouren geeft aan de dingen om hen heen. Maar nu is het goede uur gekomen, door het nauwe man-gat in den kogel reikt de Aziaat de hand aan den chef van den terrein-dienst; hij schroeft den glazen deksel van binnen dicht. Het licht valt over de seconde van het vertrek, met een bedaard signaal beveelt de commandant aan de manschappen op den grond de laatste beletselen weg te nemen voor de opstijging. Met een korte slinger-beweging volgt de kleine gondel de eerste schommelingen van den bol, maar weldra hangt hij stil, boven den grondwind. Er is beneden nog eenig gewuif, waarvan de beantwoording niet opgemerkt kan worden. De soldaten zetten het geweer bij den voet.
Recht omhoog verheft zich de ballon, in een wijden omtrek komen de dorpen en steden open te liggen onder het meeglijdend licht. Met militair saluut groeten de drie in den gondel een grauwe vlek aan den horizon.
| |
| |
De eerste rook van den nieuwen dag dampt boven de stad en pakt zich samen tot den wolkkolom, die den weg wijst naar een nieuw beloofd land: Moskou. Reeds is het licht der zon minder rood, een zacht-gelen glans dekt het zilveren omhulsel van den ballon. Op duizend meter hoogte nemen zij een rustpoos; na de eerste haastig verrichte werkzaamheden is er niets meer te doen, voor zij grootere hoogten bereiken. De commandant neemt het logboek ter hand, de professor verwijdert zich niet van zijn instrumenten, maar reeds zijn zij bevrijd van de groote spanning, die hen beneden gevangen hield onder het wachten. De technicus tuurt door den grooten kijker uit het uitzichtluik in den bodem; hij beschouwt de mathematica van het aard-oppervlak, lijnen en segmenten zonder zin. Daarover begint zich reeds het nieuws van den grooten tocht te verspreiden. Door de mierenhoopen der verre steden wentelt zich het krantenpapier; er zijn handen die het vangen: ‘De Osoviakim is hedenmorgen bij gunstig weer opgestegen.’
Naar de stratosfeer.
| |
II.
Voor de menschen met de scherpste oogen is de ballon niet meer dan een wit vlokje tegen een licht blauw-doortint grijs. Het vlokje is tot tienduizend meter geklommen, het nadert de schouders van den reus. Voor den jongen werktuigkundige is nu de groote actie begonnen; zoolang de stijging normaal verliep heeft hij zich verveeld. De professor observeert voortdurend zijn instrumenten, hij meet luchtweerstanden en stralingen op alle bereikte hoogten; hij is niet voldaan, maar heeft zich kunnen weren. Ook de commandant is aldoor in touw geweest, zijn opdrachten waren geheim en zijn gelaat vertoont na elke nieuwe proef een grootere gespannenheid. Zonder ophouden noteert hij waarnemingen en berekeningen in een zorgvuldig opgesteld code-schrift;
| |
| |
het komt alles in het logboek, waaruit anderen het teruglezen zullen om er een toepassing aan te geven, die hij niet kent.
Maar zij zijn niet opgestegen om op tienduizend meter hoogte te blijven hangen; reeds staan de alti-meters een half uur lang onbewogen. Met driftige handen zoekt de technicus naar de oorzaak van dezen stilstand; verward blijft hij terugzien op alles wat hij controleerde, er is geen fout te vinden. Kort en zakelijk beslist de commandant. Wanneer de gas-vulling van den bol niet groot genoeg geweest is om hen hooger te brengen, moet er de ballast aan opgeofferd worden. De Aziaat verzet zich, een landing is te riskant zonder ballast, wanneer de gondel straks met te groote snelheid de aarde bereikt. Glimlachend weerlegt de bevelhebber zijn argument. Een daling zonder risico is onzin, wanneer men zijn doel niet heeft bereikt en wat beteekent een daling vol gevaar, na het behalen van een breed succes? Zij werpen alle ballast af, dit aardsche goed begint een verre, doellooze reis naar de gele vlek, die zij diep beneden zich opmerken, wanneer zij het beslagen gondelvenster droogvegen. Het is warm door de uitdamping van hun lichamen en door de schelle bestraling van de zon, die op den bevroren gondel spiegelt. Buiten den kogelwand moet het goed vijftig graden onder nul zijn; nu zij weder stijgen daalt de temperatuur nog verder. De koude blijft eerst constant bij het bereiken van den veertienden kilometer boven het aardoppervlak; de kleine thermometer naast het glazen luik wijst vijf- envijftig graden aan.
Tien uren zweven zij reeds in het hemelrijk, zij volgen den tijd niet, maar den stand der meters rond dezen limiet van het menschelijk vermogen. Zestienduizend, achttienduizend meter, de ballon stijgt zonder schokken, zonder emotie, doch hun kleine persoonlijke emotie hijgt bij de hoogtemeters, bij elke schommelende naald. Het maximum moet overschreden worden, zij zullen de
| |
| |
eersten zijn die den reus hooger bevochten dan ooit. Meer dan twintig kilometer sleept de ballon hen omhoog; aan het inktblauw firmament staat de zon te gloeien in een zonderling wit licht. Zij schijnt een ontzettende, zengende hitte te geven, waarvoor men in den gondel beschut is; met zorg ziet de commandant ijskristallen rondzweven in deze hel. Onder den zwarten hemelkoepel ligt vreemd een goudgrijze, nevelige schijf. Het is een onwezenlijke gedachte, te beseffen dat zij vandaar gekomen zijn en straks terug zullen keeren in een menschenwereld.
Een uitroep van den werktuigkundige striemt de beide anderen; hij heeft een lichten schok gevoeld onder zijn voeten. Dit is een doodelijke zekerheid voor hem: er is iets losgeschoten aan den ballon, dat natrilde in den gondel. Hij wringt zich tusschen de instrumenten naar de bovenste observatiepunten; niets is er te zien, maar een snelle daling wordt merkbaar. De anderen kijken verbaasd naar hem, hij wil spreken maar houdt op, eer hij zijn vermoeden heeft geuit. Zij weten dat er iets defect is aan den bol, die hen drijvende hield; zij zullen er niet in slagen het te verhelpen, het te ontdekken. Wrevelig richt de commandant het woord tot zijn metgezellen. Er blijft maar een verklaring mogelijk: het omhulsel van den ballon is in het ongereede geraakt, er ontsnapt in groote mate gas, zonder tegenwicht stort de stratosfeer-vaarder terug naar den grond. De professor ontwikkelt een theorie over ijs-afzetting; zonder deze te kunnen voltooien, ondergaat hij plotseling een koorts van waarnemingslust en grijpt zijn instrumenten. De Aziaat en de commandant vallen in een somber peinzen, de een omdat hij machteloos staat met zijn technische kennis; de ander omdat hem de dood roemloos en zonder tegenstander nadert, met matelooze snelheid zullen zij te pletter slaan. De hoogtemeter laat de gruwelijke waarheid helder inzien, in minder dan een minuut zijn zij, het verslapte omhulsel flapperend achter zich
| |
| |
aan, drieduizend meter gezonken in dezen afgrond. Het zal onbegrijpelijk kort zijn, dit hevig sterven; maar zij ondergaan er een ondeelbaar oogenblik alle emoties van, dit is het eind van hun leven. De professor noteert in een sinistere opwinding de getallen, die zich tijdens dezen val afteekenen op zijn instrumenten; anderen zullen dit zeldzaam materiaal vinden, de wetenschap en de republiek overleven hem! Zoo snel is de nederstorting geworden, dat zij de ijlste luchtlagen reeds gepasseerd zijn; de vaart van den kogel klinkt in een hoog, schel fluiten door de ooren der mannen. Nu de weerstand van de lucht toenemend vat krijgt op den gondel, begint deze te slingeren; een draaiende beweging maakt zich meester van het stuurlooze lichaam. De technicus bemerkt het gevaar het eerst, hij trekt de losse voorwerpen die op den bodem liggen haastig naast zich tegen den wand. Zij werpen er zich met hun geheele zwaarte op, om er niet door getroffen te worden wanneer de middelpunt-vliedende kracht zoo groot geworden is, dat heel de inventaris rond gaat vliegen binnen den dolgeworden kogel. Met harde knallen breken nu de kabels, die de laatste verscheurde resten van het omhulsel nog verbonden aan den gondel.
Het is laat in den middag. Op de aarde nemen de schaduwen van den avond alweer vage gestalte aan boven de heuvels in het Oosten. Hier en daar zoekt een verspreide observatie-post den hemel af, ter waarneming van den ballon. De avondbladen fladderen in de groote steden de huizen in; zij bevatten het uitgebreide verslag van de opstijging en het eerste verloop van den tocht; de ballon heeft de stratosfeer bereikt en de verdere vooruitzichten zijn gunstig. Voor de breede etalages der winkels verschijnt een voorbarig bulletin, waarin de behouden landing der ballon-vaarders wordt gemeld; het wordt spoedig geflankeerd door een tegenspraak: er zijn nog geen berichten. Het late middaguur vordert; in dit uur bevinden zich de zes seconden, waarin de
| |
| |
metalen bol, draaiend om een schuine, denkbeeldige as, brommend als een tol de laatste duizend meter doorboort, die hem scheiden van den ouden Russischen grond. Op een kaal, schemerig veld in de steppe bevindt zich op dat oogenblik een schaapherder; hij ziet ver voor zich een groote stofwolk oprijzen. De slag van een botsing dringt tot hem door, tot in het naaste dorp wordt dit geluid gehoord. Met een barstenden, doffen klap, vouwt zich de gondel samen over de drie mannen.
In den metalen grafkuil liggen het logboek en eenige kleine instrumenten verspreid en een uur later hecht zich tien mijlen verder een rafelig stuk ballondoek aan de takken van een eenzamen boom.
(Vignet Jozef Cantré)
|
|