subliem-eenvoudige als visioenaire gedicht in zijn bundel Poging tot afstand:
Ik heb met eerbied het portret
van Vader uit de lijst genomen
waar zooveel stof was ingekomen
en toen weer in de lijst gezet.
Het is goedkoop en flauw om te zeggen, dat Kees Pruis het zoo ook kan, hij kan dat niet, hij zou er althans minstens nog een heele kluif aan hebben. Maar nu de vraag: waar verbergt de dichter zich, waar openbaart hij zich? Waar zie je hem, waar zie je hem niet? Waar is hij de lachende Maas, de grinnekende Jeker, de proestende Waal, en waar zijn zijn stalactieten (foei, je breekt je tong!) en zijn stalagmieten (je breekt je tong wéér!) Ieder onzer neemt wel eens een portret uit een lijst, waar zooveel stof was ingekomen, en zet het dan weer in de lijst, maar ....
Neen, ik wou zeggen, we zéggen het dan niet zoo meesterlijk, maar in den vorigen zin is het eigenlijk net zoo meesterlijk gezegd, per ongeluk, en omdat ik er niet op lette. Hebben wij echter iets te verbergen of te openbaren uit de lijst en in de lijst? Hebben wij eenige verontschuldigingen, als wij onder zooiets onzen naam zetten, Piet of Jan zus en zoo, en dat aan een uitgever zenden met het verzoek het te ‘bundelen’? Neen! De quintessentieele vraag moge gesteld worden: vloeien du Perrons schaterlachende wateren de lijst binnen, waaruit hij het portret van zijn vader neemt, en leidt zijn grotbeluste stroom achter het van stof bevrijde portret naar onderaardsche holen? Wat is glimlach in dit vers, wat water, wat hol, wat stalactiet of -miet, waar is het een verschuiling of een openbaring, onthult het of verbergt het zijn dichter?
Beantwoording van deze vragen ware tegelijkertijd hun ontkenning, een moeilijkheid die op te lossen is bestaat door dat feit niet meer. Daarom liever nog een citaat