De Gemeenschap. Jaargang 11(1935)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 283] [p. 283] Louis de Bourbon Het doodenhuis Een zoete lucht was in het huis een herfstlucht van bedorven blaren en waar twee menschen samen waren klonk achter ieder woord geruisch dat vreemd was aan hun stem en ook mijn vader had een paar gebaren die hij niet kende, een verwonderd staren naar dingen achter glas en rook. De schemering keek door het groote raam, een koopman keerde huiswaarts met zijn waren, zijn moedelooze stap - als liep hij jaren zonder verpoozen - klaagde 't leven aan. Waarom ben ik toen opgestaan? Waarom de donkre gangen doorgeslopen? Welk noodlot deed de deur dier kamer open? - Daar lag een steenen vrouw en keek mij aan. Vorige Volgende