De Gemeenschap. Jaargang 10(1934)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 937] [p. 937] Pierre Kemp Kleine gedichten Avond De maan is rood en de vrouwen zijn blauw. Wat heb ik er nog mee te doen! Mijn hart is misschien nog even groot en mijn geest iets minder groen. De vrouwen zijn al een stuk van de straat, zonder liefde en zonder haat, en ik voel al alles te laat. Militair Er gaat een soldaat naar het oosten, met zijn rug naar de ondergaande zon, door een straat met vele loodsen en een dek van een soort beton. De vrouwen hooren hem komen. Hij stapt zoo hedendaags onstug en heeft zijn sigaar genomen uit den mond en houdt ze op den rug. Vergaan Ik kom van onder neutrale boomen en zie weer het vleesch van de stad, waar ik zelf ben uit voortgekomen, nadat geen gedaante mijn gestalte had. Het is een langzaam bederven met eind het genoegen te sterven. Ik was nog liever geweest van blad. [pagina 938] [p. 938] Perron Dicht bij dien ouden bruinen pater staat een jonge vrouw in donkerblauw gewaad en om haar hals een snoer koralen kralen. Zij staat er zoo-wat-kan-ik-er-aan-doen, ik ben maar vrouw en in een groen snoer kan ik toch moeilijk ademhalen. Ik draag een tasch en ook ik bid, de pater draagt een boek waarin geen spiegel zit. Vuur Er brandt een vuur in zijn eigen vormen op het land naast de vale wei. De rook trekt laag en stijgt door de olmen in vreemde strooken voorbij. Ik sta er primitief te staren naar de eigen gedaante van elke vlam en snuif de brandlucht van die takken en blaren of ze van mijn eigen kwam. Confectie Ze keken in de diepe lucht en vroegen elkander wat te doen. Toen sprak de vader met een zucht aan zijn pijp: kleed het kind in vermiljoen. Doe het vermiljoenen schoenen aan, zet het op een vermiljoenen hoed en laat het in het gelooven gaan: dat de zon is goed. [pagina 939] [p. 939] Luchtschrijver Hij schrijft zijn opdracht in 't blauw van de lucht en gaat. Ik ben geen vrouw en weet niet wat er staat, want mij werd niets tot aan het hart gezegd - en er is niets in mij, wat iets weerlegt. Ik heb gezien een langen witten rook en als het waar is, geloof ik 't immers ook. Minute Het land staat stil nadat er nog een blad viel als een vogel, die een ziekte had. Ik wil, ja, wat wil ik ook weer? Ik wil immers al lang niets meer. Terminus Het stille water trekt maar altijd aan, alsof ik er voor altijd in moet gaan en is het uur, dat ik zoo kom, veel meer nabij dan ik mijzelf vermoed. De gedachte is al minder vreemd, maar wéér, zij is niet goed. Nachtwind Dit is het liefste wat ik hoor, de nachtwind gaat het nachten voor en ik naar bed om te vergeten en niet te weten wat ik hoor. [pagina 940] [p. 940] Lambert Simon Vorige Volgende