De Gemeenschap. Jaargang 10(1934)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 758] [p. 758] Pierre Kemp Kleine gedichten Iris Ik zie hetzelfde blauw in de oogen van dien soldaat en in die van die jonge vrouw en het natte dek van de straat. Het is ook het blauw van een marsch uit vernikkelde trompetten. Zomergroenten De boeren staan allen op het land met een vlam op hun gloeienden kop en een vlam op de voerende rechterhand en een vlam op den steel van hun schop. Ze hebben nu met de zon te doen, die varende kookt de lucht en pijnigt het bewerkte groen tot de laatste phase der vrucht. Malaise Ook in dit voorjaar word ik niet verschoond, Te vele huizen staan er onbewoond. Ik heb niet meer die vreugde om nieuw rood tusschen de oude kleuren van de wijk. Het is vervelend, maar het is de dood en eigenlijk heeft hij gelijk. [pagina 759] [p. 759] Verrukking Ik wandel maar op aarde en geef ik een bloem een hand, dan twijfel ik al aan de waarde van mijn verstand. Ik weet, het is zeker nog zoo zuiver als toen ik er mede begon te gaan. Maar deze verrukte huiver is verwant met een steek van de zon. Verlangen De bloemen staan er en de boomen ernaast. Ze staan er stil en in de zon. Maar ik ben van de menschen en ik heb haast en waarom? Is dan onder een hemel als vandaag niet iets te doen, om ver van al het menschelijk geplaag te kunnen leven als een stille bloem? Avond Er is nog wat gebed in de boomen van winden te laat gekomen voor de schielijke bui. De hoorns klinken weer opener. Het licht is niet meer zoo koper en er is avondgelui. Het is nog te mooi om dicht te gaan en met het gezicht in slaap te staan. Vorige Volgende