De Gemeenschap. Jaargang 10(1934)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 707] [p. 707] Pierre Kemp Kleine gedichten Illusie Poeder van maankop in gelei wolkt van het naaste land in de golf van den wind mijn neus voorbij en hecht zich aan haar wand en prikkelt er om het wonder te doen, om in het getij van het heetste groen te gelooven aan nieuw bloed. Paardenkop Het paard vreet haver uit zijn zak. Speel daar niet over op een fluit, want het dier weet niet wat dat beduidt. Maar fluister het in zijn rechteroor: de zon schijnt je in je linkeroor, dan knikt het zeker: ja. Namiddag De vogels zitten op de draden tusschen de telegraafpalen en de vliegende zaden die langzaam naar het westen dalen. Een koe slaat een vlieg voor den heeten ballon van de zon. [pagina 708] [p. 708] Mantel Ze had dien mantel al gedragen en al afgelegd, toen kwamen de dagen waarin ze het heeft gezegd. Ze werd nog eens in dien mantel gezet om een portret en toen heeft zij zich gelegd. Kamerplanten Over de bloemen die achter de ruiten staan schijnt de maan. Ze zijn niet meer van heden maar schijnen gebleekt en overleden. Ze leven niet meer naakt met lucht en licht en hebben al een tulen gezicht. Oud huis Er staat een eenvoudig licht naast de deur tusschen de tint van de verf en de kleur van de steenen te leunen. Uit oude gevels komt nog op mij aan, wat er bleef na veel dat er aan is vergaan, als vraagt het om het te steunen. Vorige Volgende