over steeds grooter kennis en meer voortbrengselen. Zonder de waarden der traditie prijs te willen geven kiest men daarom andere stijlen: de neo-gothiek (Cuypers) en een neo-renaissance, gecompliceerd, allerminst verhollandscht, vereenvoudigd als ten onzent in den tijd van haar oorsprong - beide fijn van schaal en druk van ornament. In het socialisme komen dan de eenvoudigen naar voren; zij kennen weinig de vreemde talen der traditie; stijl benauwt hen, zij willen zelf zich laten hooren en vluchten, om, onder Berlage, van voren af aan te beginnen. Met hartstocht en tot dusver ongekende roekeloosheid werkt men aan het experiment; zelden te voren in de evolutie der kunsten, werd zoo volkomen een bestaande cultuur verguisd, technisch kunnen vergeten.
De kans, die revolutionnairen, puriteinen zich veroveren duurt slechts kort: zij moeten, onmiddellijk na de overwinning, na de zuivering, een nieuwe orde brengen. Berlage is dit niet gelukt. Architectuur draagt - als alle kunst - een idee; zij geeft deze met haar samenstel van elementen: vorm, ruimte, kleur, materie, waarmede de sfeer ontstaat, die de tijd vraagt en hem leidt. Berlage is nooit verder gekomen dan de materie - het ‘schriftonderzoek’; een nieuwe idee heeft hij niet kunnen zien; vandaar de discussies over ‘eerlijkheid’ van materiaal en constructie, die in architectuur onbelangrijk, zelfs onbestaanbaar is en vandaar zijn onbewust in feite teruggrijpen naar een vroegeren stijl, naar de Romaansche middeleeuwen, die beantwoordden aan de eenvoudige en nederige gerichtheid van den zuiveren mensch Berlage jegens het leven. Jarenlang daarna heeft het de architectuur aan een sterke, vruchtbare overtuiging ontbroken, steeds verder verwijderde zij zich van den levensstroom. Wonderlijk lang heeft deze periode geduurd, slechts mogelijk bij een zoo puriteinsch, eenvoudig volk als het onze, dat kan wachten; maar eindelijk kwamen toch nieuwe, sterke stroomingen, die de sfeer van Berlage verduisterden: de exuberante Amsterdamsche school en de jongste strooming, bij uitstek gericht op positieve waarden en op reëel verbonden zijn met eigen tijd. Ook deze beide zijn begonnen met het experiment, welks mogelijkheid en noodzaak bij ons zeer sterk worden gevoeld.
Een internationale figuur was Berlage niet; invloed op de architectuur in het buitenland had hij nauwelijks, omdat hem daarvoor de positieve waarden ontbraken. In het buitenland heeft zich eerst in de allerlaatste jaren een nieuwe architectuur ontplooid, die ver afstaat van de sfeer van Berlage. Maar wel internationaal is hij in dezen zin, dat hij, jaren te voren, moedig en onversaagd het voorbeeld heeft gegeven, dat andere landen eerst veel later volgden: het verlaten van de wegen der traditie, zij het dan ook, dat daar onmiddellijk werd opgebouwd in een stijl, die zeker minder ver-