De Gemeenschap. Jaargang 10(1934)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 283] [p. 283] Vic. Reinders Maria en Elisabeth Elisabeth ten drempel staat in 't lentelicht dat openslaat, en langs het diep en bochtig pad Maria stijgt ter hooge stad. Maria - o, een duive blank - begroet Elisabeth; de klank dier milde stemme wonderzoet door God een schoon mirakel doet. Elisabeth heur harte slaat in eene snell're, fijn're maat; en al heur vezelen doortrilt die zoete stem, die stemme mild. En 't kind nog sprakeloos, nog blind voelt d'Almacht van 't nabije Kind. De moeder spreekt haar goede groet: ‘Gezegend Vrouwe, Moeder zoet’. ‘In mijnen schoot mijn kindje sprong toen mij Uw woord in d'ooren zong’. Toen sprak Maria van den Heer - vogels en bloemen luisterden zeer. Maria dan, zingend, loofde Hem met heure zoete, milde stem, heur harte zong en prees Hem zeer: ‘Zie, mijne ziel maakt groot den Heer...!’ Vorige Volgende