De Gemeenschap. Jaargang 10(1934)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 282] [p. 282] Alex Campaert Immaculata Rijst Gij niet als een slanke zuil boven de blanke bloementuil, die d'engel aan uw voeten wond, toen hij U rein en dienstbaar vond? Uw oogenblauw is lieflijker dan 't bloeien van de morgenster; Uw rein en helder oogenlicht brandt stil voor Godes aangezicht. De mond spreekt naar den hemel uit de liefdezuchten van de bruid, Uw stem is voor de wereld stom, maar lieflijk voor den bruidegom. Hij vouwt Uw handen zacht ineen in Uwen schoot. Gij kent Zijn schreën, wanneer Hij wandelt door den nacht en om Uw prille schoonheid lacht. Dan spreidt Hij 't blanken, donzen bed, uit sneeuw, met sterrenlicht omzet. Gij maakt U op voor 't bruiloftsfeest: Geliefde van den Heil'gen Geest. En nimmer was Uw hart ontsteld, want nimmer werd Uw vleesch gekweld; de bruigom riep, Gij kwaamt en vondt de zoetheid van Zijn liefdemond. Nu houdt Uw schoot den hemel vast en aan Uw boezem van albast, daar zal een God gelegen zijn en drinken van Uw maagdenwijn. Vorige Volgende