De Gemeenschap. Jaargang 10(1934)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 110] [p. 110] Louis de Bourbon Het Droombeeld Diep in het woud, een vreemde zon vloeide in het westen, als een bloedrood wonder en ging, in nevelen van avond, onder toen, als een lied, haar fluisteren begon: Is dit jouw wereld, ben ik dan gekomen om, biddend in het zoetlijk avondrood jou, die mij in zijn wildste droomen geroepen heeft, te troosten voor den dood? Hoe is dit leven dan zoo zwaar te dragen waar zooveel andere geliefden zijn om dezen angst voor de allerlaatste vragen te mildren in der oogen zachten schijn. Wat zal dan ik U meer dan andren geven ik, die der wereld vreemd ben en ontaard wat vreugden doen uw handen dieper beven dan die de schoot van het bloeiend leven baart? Maar eenzaam, riep ik, en als vreemde schepen gaan zij voorbij mij in den duistren nacht; ik roep een woord, maar het blijft onbegrepen en alles keert terug naar het eigen hart. Er is een pijn, die gij slechts kunt genezen, liefde die sterker dan het leven is, de eindlijke vervulling van ons hunkrend wezen balsem voor alle wonden van gemis. Gij, ongekende, die mij hebt vernomen roepende uit mijn diepste eenzaamheid waar ik U vermoedde aan den gloed der droomen, hier zijn mijn handen, zie ik ben bereid. [pagina 111] [p. 111] Maar zij was heen, een vreemde maan liep door de toppen van de boomen zij was verdwenen, zoo zij was gekomen en zooals alle schoone dingen gaan. Kinderen op straat Zij weten niet: dit is een groot geluk, een toeverlaat te spelen in de heldre straten, met zulk een stem te roepen en te praten dat niemand hoort, tenzij een kameraad, die eensklaps zwijgt en is gaan luisteren, vergeten dat men ergens woont: want dit is méér, dan iemand heeft gedroomd: een paal, waarin je God hoort fluisteren. (Vignet Lambert Simon) Vorige Volgende