De Gemeenschap. Jaargang 10(1934)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 108] [p. 108] Jan Engelman Doorwerth Wij kwamen aan, 't was op den noen, met oogen die geluk niet zwegen. Hier vloeit de Rijn door 't koel plantsoen, er zwiert een zeil, dat wit van regen stroomafwaarts glijdt naar 't zilverlicht op Arnhem en zijn slanke tinnen. De gloed verbleekt in ons gezicht, maar later, bij het rijk beminnen der twee die dichter aan den dood dan wie ook nog hun eendracht vonden, stond ernstig, zilverzacht en groot een goede engel aan die sponde. Zijn rusting was als maanschijn klaar, zijn stem dreef hoog op zoele winden, bij iedre zucht, bij elk gebaar voorkwam hij: Zoek uw zielsbeminde! Het heuvelhuis lag diep in 't zwart, - hij droeg het licht staeg in zijn pennen en liet het arme menschenhart den gloor der beetre heuvlen kennen. Want alle vleesch verdwijnt als gras en nutteloos zijn onze namen, - maar wat zoo wild en teeder was voegt ons voor altijd, altijd samen. Vorige Volgende