De Gemeenschap. Jaargang 10(1934)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] Pierre Kemp Kleine gedichten Fluiter 't Is nog zoo vroeg en haast nog nacht. Wat ziet die man, waar hij om fluit? De dingen van liefde en eer en macht en geld zijn nog niet uit. De vogels zelf zijn hier niet op, zoo, of hij op het leeg perron soms tegen een vogel fluiten kon. Huurbrief De kinderen bidden het gebed van de ballen en in het midden van de getallen keeren ze zich van den muur. Een van de ballen is nog niet gevallen en dit huis staat al weer te huur. Optocht De zon komt weer de dalen binnen met lichten, die tusschen de vingers van de meisjes schijnen anders dan tusschen de vingers van den man. De meisjes hebben daarop gelet en er een ernstig gezicht om gezet, maar de fanfare blaast scherper de choralen voor de vermiljoenen schalen waar de meisjes onder ademhalen met een gezicht, dat in louter lippen ligt, lippen beschenen door louter licht. [pagina 107] [p. 107] Ster In den plas schijnt het licht van een ster, zoo: ik ben er en ik ben zoo ver en ik ben er voor de kinderen, die mij willen scheppen met hun hand en halen naar den kant; zoo: ik ben ook eens een kind geweest op een lang geleden kinderfeest. Landschap Vijf duiven vliegen over vijf mijten en om de Groote Lamp staat een blauwe damp te verslijten. Verder in het land staat speelgoed van vee, maar niemand speelt er mee. Tegen een heg ligt een boerenkrant te vergaan op den rand van het land. Voorwinter De zielen hebben de lange jassen aan in héél de stad, al is er een onder één lantaarn doorgegaan die nog geen had. Er zal wel geen collecte zijn voor die ziel zonder 't lange kleed, want een ziel hoeft niet gekleed te zijn om haar lief en leed. Vorige Volgende