De Gemeenschap. Jaargang 10(1934)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Jan Engelman Panta Rei aan Prof. Fernando de Lara Reis te Macao De blinkende maan in de golf van Biskaye: terrassen van zilver, ik wandel alleen op de eeuwige stroom en het eeuwige waaien, van alles ontheven, voor immer sereen. Het sneeuwen der meeuwen op wiegende baren, het dansen der schepen ging aan mij voorbij, mijn oogen zijn blind van hartstochtelijk staren, mijn ziel werd reisvaardig voor 't eindeloos tij. Want wat zou ik hier in doldriftig verdringen, wanneer ik dit maatlooze vloeien verken, de sterren weerspiegel, de winden doe zingen en zelve de zee en haar majesteit ben? Nog éenmaal dat beeld van twee oogen die blonken, nog éenmaal ons zoet en ons vurig verhaal - de zee heft haar schoot en door koele spelonken de kinkhoren schalt waar ik jubelend daal. O stijgen, o dalen en zingende zweven - onsterflijke Meermin, geen doodsagonie is einde of oorsprong van 't waaiende leven: de stroom gaat altoos en is zielsmelodie. Vorige Volgende