De Gemeenschap. Jaargang 9(1933)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 692] [p. 692] Anton van Duinkerken Moederschap Naar Francis Thompson Daar is geen hoogte noch een diepte, die ons scheiden kan, mijn kind, Ziel van mijn ziel en bloed van mijn bloed en al wat mijn hart bemint! Daar is geen zee zoo diep, mijn kind, en geen berg is hoog genoeg Dat zij mij tegen zouden houden als je schreiend naar mij vroeg. - Je bent nog maar een zuigeling nu, zacht om te zien, en blozend als een bloem, Er kleeft geen vlek op het sneeuwblanke kindje, dat ik het mijne noem. Maar als jij eens door de wereld zou dolen, jouw ziel beladen met kwaad, Opent je moeder de deur van haar huis en is blij als je binnengaat. Reinigen zou ik je dan met mijn tranen, en boeten met mijn smart Iedere misdaad, die je bedreef, ziel van mijn ziel en hart van mijn hart. Al had je zelfs iedere zonde gedaan, die van oosten tot westen maar mogelijk is, Toch zouden mijn armen opengaan en ik gaf je vergiffenis. Kind, als ik ooit in den hemel kwam, en jij zou een verdoemde zijn, - Want ieder kan vallen, Gods engelen zelfs, en ze waren als jij zoo rein - Dan verliet ik om jou den hemel van God en mijn plaats aan Maria's voet, En ik ging naar het hart van de hel om jou, omdat ik je liefhebben moet. Als God bij mijn heengaan de deur hoorde kraken en vragen zou: ‘Wie gaat er uit, Ze weet toch, dat ik mijn hemel voor elk, die hier niet binnen blijft, sluit?’ Dan zou de heilige Moeder van God zich verheffen op haren troon En zeggen: ‘Het is een moeder, mijn zoon, die gaat zoeken naar haar zoon. [pagina 693] [p. 693] Ziel van mijn ziel en bloed van mijn bloed, mijn liefste Jezus, ik zie Nog hoe gij een kind waart, en ik, uw moeder, u spelen liet op mijn knie. Want zoo zijn wij, moeders, allen gemaakt: ons geluk is de kern van ons leed. Ziel van mijn ziel en bloed van mijn bloed, dacht Je, dat ik het niet weet?’ [pagina 694] [p. 694] Vorige Volgende