voor is een deel der berichten veel te vaag, een ander deel te uitgesponnen; daarvoor is de opzet te luidruchtig en de beschouwing naar aanleiding van de feiten te dramaties. Wat dan ook de historiese kritiek te maken heeft met een ruim deel van dit bruinboek dat het al te bont maakt, ontgaat mij even volkomen, als de bewijsvoering bij enkele voorname passages die dan toch besloten worden met schetterende conclusies.
Natuurlik is het waar dat de helft van het hier medegedeelde al erg genoeg zou zijn; maar maakt de veronderstelling dat de andere helft wel gelogen kan zijn het hele boek niet waardeloos? Want als die mogelikheid bestaat, - en men ontkomt op meerdere plaatsen niet aan die gedachte -, dan springt de partijdige overtuiging der samenstellers toch wel duidelik naar voren. Die mogelikheid werkt men niet weg door het publiceren van foto's, die immers al heel weinig bewijzen op enkele uitzonderingen na. Het spreekt vanzelf dat deze erkenning geen partij-keuze betekent, of het moest zijn tegen de allure die dit sensatieboek zich ten onrechte aanmatigt. Het zou geen zin hebben naar aanleiding van dit al te naarstig bijeengezochte materiaal met een overtuiging voor de dag te komen. In laatste instantie gaat immers een overtuiging buiten dit soort feiten om. Het is daarom te betreuren dat toch blijkbaar het doel dezer uitgave is, het publiek een overtuiging op te dringen door het een reeks meer of minder vaststaande feitelikheden voor te leggen op een prikkelende manier.
De Rijksdagbrand heeft in dit boek zijn volledige verklaring gevonden. Maar waarom ontbreekt hier het bewijsmateriaal, dat de samenstellers zeggen te kennen? Een kattebelletje van Van der Lubbe wordt in facsimile afgedrukt, ook al staat er niets in, maar de letterlike tekst van dit veel voornamere bewijsmateriaal is onvindbaar. Zoiets tekent onmiskenbaar de waarde van dit lichtvaardig ineengezette geschrift.
Die waarde wordt ook getekend door de woordkeus op meerdere plaatsen. Als de jeugd van Van der Lubbe wordt verhaald leest men:
‘Bij het godsdienstonderricht is hij echter een van de besten. Iederen Zondag sjokt hij met moeder en de andere kinderen naar de kerk.’
Het lijkt een kleinigheid; maar waarom sjokt hij juist als hij naar de kerk gaat? De eigenaardige geestesgesteldheid die hier het woord ‘sjokt’ gebruikte blijft door het gehele boek aanwezig. Alle kelders met gekerm, alle lijken in de rivieren, alle hakenkruisen in ruggen gesneden, werken dat niet weg.
Het Bruinboek werkt met te felle kleuren en met te zichtbare eenzijdigheid. Het betreurt het dat het materiaal van de Wereldliga voor ‘Sexualreform’ uit de kantoren van Dr. Magnus Hirschfeld werd meegenomen, alsof zo'n opruiming gelijk gesteld moet worden met een moord. Het ziet in iedere Nazi een bloeddorstige bruut, in iedere communist een eerlik strijder.
En dat is toch teveel gevergd.
H.K.