De Gemeenschap. Jaargang 9(1933)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 434] [p. 434] Anton van Duinkerken De missionaris Aan den heer en mevrouw A. Al wat mijn vader en moeder mij deden, De Brabantsche goedheid van gansch mijn geslacht, Zijn durf en zijn godsvrucht, zijn vele gebeden En al wat door allen vergeefs is verwacht Voelt in mijn hart zich benauwd tusschen wanden En stijgt onbedwingbaar in mij, als een vloed Over zijn oevers naar wachtende landen. Vader en moeder, ik ga, want ik moet! Noemt het geen ontrouw aan wie mij nabijzijn Zoo ik de ziel van den vreemde bemin, Noemt het geen roekeloos haken naar vrij zijn Als ik daarginds een nieuw leven begin, Want ik draag niets, dat ik niet heb ontvangen Over de bergen en over de zee: Elk is de slaaf van een erf'lijk verlangen En voert zijn verleden naar overal mee. Nooit zal ik andere woorden meer spreken Dan woorden, die recht uit het vaderhart gaan; Zegenen zal ik het volk met het teeken, Dat ik van moeder heb leeren verstaan; Die mij verwekt hebt en pijnzaam verworven Die mij in vroomheid hebt opgevoed, Weet, dat uw voorbeeld in mij ligt bestorven Als het zaad in den grond, waar het groeien moet. [pagina 435] [p. 435] Zooals uw deugden mijn roeping verdienden, Is het ùw liefde tot God, die mij drijft Achter te laten verwanten en vrienden, Te gaan met een hart, dat vereenzaamd blijft. Namens degenen, die hier zijn, gezonden Streef ik daarginds naar 't gemeenzame wit En in 't gebed met hen allen verbonden Offer ik al wat ik ben en bezit. Niets gaat verloren, waar 't al wordt gegeven, Slechts wat vervuld is, stort overvloed uit: Zoo schenkt de Kerk ons het eeuwige leven, Zoo geeft de bruigom zich weg aan de bruid, Zoo ga ik heen naar de velen, die vragen En geef wat ik zelf van uw goedheid ontving. Is er een zoetere troost voor uw klagen? Is er een rijker herinnering? Harry Sterk Vorige Volgende