massa in Nederland verdient het nooit en zal het ook nooit verdienen. 'n Werklooze huisvader krijgt per jaar zoo'n ƒ 400,- tot ƒ 600,-, en hij moet daar z'n vrouw en groot gezin van onderhouden. En de nog werkende arbeiders, de kleine ambtenaren, de jonge getrouwde onderwijzers, zij allen hebben minder dan ƒ 1800,- om van rond te komen.
Van minder geld betalen zij de huur, de kleeren en het eten voor de vrouw en het stel kinderen; de dokter en de komst van de zooveelste baby; kolen, vuur, licht en waterleiding; de contributie van de vakvereeniging, het schoolgeld, de assurantie en het begrafenisfonds - en de honderd andere dingen die je in een huishouden moet hebben.... en dat alles van 'n bedrag dat kleiner is dan ƒ 1800,-.
En dan kan er zelfs nog wat af voor de ‘bouw-pastoor’, de arme donders aan de deur en de zwarte negertjes in de Kongo....
Met de ideale woongelegenheid, de ruimte met de zes kinderen en het licht op het bovenhuis is het natuurlijk niet zoo perfect in orde als bij de Eerwaarde Zusters. En wat dat hyper moderne aangaat, daar houdt de huisbaas zoo niet van.
De Waarde Moeder berekende dat je iemand, allicht oud en dus weinig etend, kunt voeden en huisvesten vanaf ƒ 1800,-.
Dat kan net!
Er komt natuurlijk nog wel zoo het een en ander bij, dat begrijpt U; maar wanneer de pensiongast genoegen neemt met de eenvoudigste kamer en de minst kostbare gemakken, kan het vanaf ƒ 1800,-.
'n Zich zelf respecteerende gast, die niet op de zak van Moeder wenscht te teren, betaalt natuurlijk meer.
Die beweging op ‘Eijkenburg’ schijnt voor liefdewerk door te gaan. De ‘Pius-Almanak’ vermeldt dit pension, met de vele andere dito's, tenminste onder de titel: ‘Charitatieve Instellingen’.
Wij houden ons aanbevolen voor dergelijke werken van liefdadigheid, en we doen het voor minder.
Onze grief is niet op de eerste plaats dat de menschen in dit pension nogal worden afgezet. Als je geld hebt, kun je wat luxe wel te duur betalen en overigens moet je maar niet zoo uilig zijn. Maar wat het ergst is: Eerwaarde Zusters (hier Ursulinen) ‘wijden’ zich aan dit werk. Werk dat iedere leek goedkooper en allicht beter zou kunnen doen.
Heeft die Congregatie nu werkelijk geen nuttiger werk te doen, dan het instandhouden van een duur hotel? Zijn alle posten in de missielanden al bezet, zijn er geen armen en behoeftige ouden van dagen meer te verplegen, is er wezenlijk geen religieus werk meer te doen?
Dergelijke praktijken brengen de goede naam van onze religieuzen in discrediet. En terecht, want wij weten héél zeker, dat geen enkele heilige Stichteres haar Congregatie stichtte om dure hotels te exploiteeren.
Helaas staan de zusters Ursulinen van ‘Eijkenburg’ niet alleen. De Zusters van Barmhartigheid van ‘St.