De Gemeenschap. Jaargang 9(1933)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 347] [p. 347] H.K. Kwatrijnen Veeleisend? Voor C.R. de Klerk. Gij: ‘Te veeleisend is het blad voor dien auteur; Zelfs zo'n begaafde stelt door 't vele soms te leur.’ Nu wij: ‘Is 't ook veeleisend om te vragen Te weten wat gij schrijft? Hij woont toch naast de deur.’ De broeder met het blije gezicht. Voor A. van Duinkerken. Dit heeft die zakkensjouwer vroeger niet geweten, Dat hij herhaaldelik voor priester werd versleten. Dat Coster 't deed, nou ja, die ziet graag naar omhoog, Maar dat jij 't na hem deed, bloem der apologeten! Afscheid van domineesland. Voor M. ter Braak. Gij zegt wel dat gij afscheid hebt genomen, Niet onbesmet zijt g' er vandaan gekomen. Nog ligt die zure trek op 't eigenwijs gezicht, En kan uw taal slechts strompelen, niet stromen. Poesie pure. Voor J. Engelman. Hij zingt zo elyseïes en onttogen, Zijn klaar geluid kent duisternis noch logen. Zie scherper toe: tussen de bloesems in Hangt hij - hoe puur! - zijn vuile was te drogen. [pagina 348] [p. 348] Perron. Voor E. du Perron. Het treintje treuzelt nu 't zijn stilstand overwon En fluit alsof een snel zijn felle vaart begon, Het vriendenclubje op plezierreis juicht Om elke schorre kreet die klinkt van het perron. Elsa van Hagendoren Vorige Volgende