De Gemeenschap. Jaargang 9(1933)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 274] [p. 274] Renata Vier pinkster-liederen ‘Lumen de Lumine’ Maar waar wij in de Liefde ontstijgen alle dingen, afstervend de overpeinzing in stille donkerheid, En waar wij ledig blijven eenzaam en enkelvoudig, boven gevoel en rede en alle erkentenis, Daar zullen wij begrijpen - ver boven alle weten - wat niet te weten is Gods klare wezenheid. In een eenvoudig staren aanschouwen wij de Liefde, en zien, zonder te kennen God zelf die Liefde is. En in die klaarheid Gods - eenzaam en onbewogen - ontzinken we aan onszelve in zoete eenvoudigheid. Ledig van alle dingen ontzweeft de geest in stilte het leven en het sterven rustend in duisternis. [pagina 275] [p. 275] Een grondeloos genieten verzadigt heel ons wezen bevestigend in de Liefde dit allerhoogste ‘zijn’. En in dit zalig schouwen daar zijn wij - in 't gelooven - één met het eeuwig kennen der zuivre éénheid Gods. ‘Per te sciamus’ Afgrond van Liefde hemelsche rust, zegen des Vaders, zalige lust. Oorsprong en einde van alle genot Licht zonder schaduw, Geest van mijn God! ‘Spiritus paraclitus’ Gij zijt een vuur, o heilige Geest, een vuur van zoete minne, Gij straalt met goddelijke kracht 't geloovig harte binnen; ik ken geen vreugd ik ken geen leed ik ken geen grooter pijn dan, U ontberend, telkens meer geheel van U te zijn. [pagina 276] [p. 276] ‘Virtus Dei’ O vlammend Licht, o Liefdevuur, o oceaan van Liefde puur, o Geest des Vaders, zuivere kracht die ons de eeuwige Wijsheid bracht, die de Ongeschapen Heerlijkheid deed nederdalen in den tijd, als 't menschgeworden Goddelijk Woord. O Stad van Jaspis, gouden Poort, waardoor men biddend binnengaat met zeven vlammen op 't gelaat. O allerhoogste Zaligheid, die 't brandend harte stil verbeidt in den afgrond van Gods Wezenheid. O Allerliefste Zielegast, aan Wien de naam van Trooster past, omdat Gijzelf de vreugde zijt der heiligste Drievuldigheid. Kom, stort Uw zeven gaven uit in 't hart dat Uw genâ omsluit, doorstroom met nieuwe levenskracht de ziel die op Uw sterkte wacht, doorklief met Uw scherpsnijdend zwaard de duisternissen dezer aard. Verlicht met Uwe zalige vreugd de diepten mijner geestesjeugd. Verhef mijn kinderlijk gemoed tot in den witten vlammengloed van Uw oneindige zuiverheid, o Geest van Liefde en Heiligheid! [pagina 277] [p. 277] Gij 's Vaders glans en majesteit, Eén met den Zoon in eeuwigheid, O Drie in Eén, O Eén in Drie, O God van liefde en vreugd, in Wie ik sidderend mijn beeld aanschouw voor Wien ik hart en handen vouw en 't aangezicht ter aarde neig. Kom Schepper, heilige Geest, en stijg terneder nu, o kom, o kom, treed binnen in Uw heiligdom! Vorige Volgende