phoon. Als een rivier breed staan de getrouwen om hem, en uit de witte lijn der gezichten neuriet hem een ononderbroken vereering toe.
Hij staat tegen de hemel, het hoogste punt in dit land, en als hij de arm heft, dondert de kreet in zware golven tot hem. Roerloos en in een bovenaardsch verwachten staan de gekomenen, als hij de eerste woorden spreekt.
‘Gij allen zijt gekomen om het nieuwe woord. U allen zal het nieuwe woord gegeven worden.
Gij allen hunkert naar de Boodschap. Uw aller hunkering zal ik bevredigen.
Gij allen liet Uw land en Uw huis en Uw grond. Meer dan een land en een huis en een grond zullen mijn woorden U zijn.
Drie woorden zal ik tot U zeggen die U bevrijden zullen. Het eerste zal Uw kracht en Uw sterkte zijn. Uw geloof, Uw betrouwen, Uw zekerheid, Uw glorie.
Het tweede zal Uw teederheid zijn, Uw liefde, Uw voorzichtigheid, Uw zuiverheid, Uw veiligheid en Uw schutse. Het derde zal Uw mannelijkheid zijn, Uw eerlijkheid, Uw hoop, Uw bescherming, Uw arbeidzaamheid, Uw daadkracht.
Drie woorden. En zij zullen U vergezellen waar gij staat. Zij zullen voor U bloeien en gij zult U aan hen verkwikken. Drie woorden, en geen enkel meer zal U gegeven worden, en geen enkel meer zult gij behoeven.’
Als een regen over een onafzienbaar land verdicht zich zijn woord, het keert naar hem terug en wiekt weer uit, en er is alleen maar zijn stem die zaaiend over de massa gaat.
Nu zullen de vlammende woorden over hen geschreven worden.
Nu, nu zijn hart een roffel begint, die heviger en heviger wordt, en die klopt tot in het verhemelte. Zijn hand groeit als een klimmende bloem naar boven. Zijn lichaam rekt zich om het hoog uit te werpen in de verkondende graal.