De Gemeenschap. Jaargang 9(1933)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 152] [p. 152] Gabriël Smit Paaschmorgen Zij gaat treurende over het vochtige gras. de crocus en sneeuwklokjes voor haar voeten ziet zij niet - zij heeft liefgehad. zal Maria Hem nog ontmoeten? haar hart is een wijde spiegelzaal overal is zijn hoofd en het bloed en zijn oogen, zijn wonden, duizendmaal - zij kan Hem toch nog ontmoeten? zijn bitter lijden, zijn laatste dorst, zij heeft alles voor Hem willen boeten. haar handen tasten haar oude borst - durft Maria Hem nog ontmoeten? het wilde licht doet haar oogen pijn - dat de bloemen zóó bloeien moeten nu de eeuwige raden geschonden zijn - kan Maria Hem zóó ontmoeten? een vreemde stem... wien zij zoekt? o God, uw lente rijst blinkende voor mijn voeten en ik tast naar U, naar uw zoon, mijn zoon, tot ik Hem eindelijk weer zal ontmoeten... Maria... mijn meester, mijn eigen kind, mijn God, van allen die sterven moeten ben ik de dienstmaagd, die U hier vindt, dat ik U eerst mag ontmoeten - zij wandelt bevende langs het pad, crocus en sneeuwklokjes over haar voeten o heilige moeder, bid voor ons, dat wij uw zoon eens met u ontmoeten. Vorige Volgende