De Gemeenschap. Jaargang 9(1933)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] M. Mok Gedroomde wijzen I De avond vloeit. Wat doen wij hier? De avond vloeit als een rivier. Wij loopen voort. Wind die ons streelt. Leven duurt voort tot het verveelt. II Wij droomen wat. De wereld gaat. De regen valt. De toren slaat. Er is niet veel meer dat ons bindt. De stem van God spreekt in den wind. III Avond - ik ga te rade met de verbeten krachten in mij, die blijven wachten op nuttelooze daden. Ik wil den dood niet zien, maar aanstonds neemt hij mij. Het is de dood misschien niet zelf - maar tooverij. [pagina 86] [p. 86] IV Ik spreek zonder begrijpen van menschen die opstaan en rijpen, van menschen die droomen en sterven, en meenen den hemel te erven. Ik ben hun allen ontkomen, ik zie slechts hun bestaan, zooals een kind zijn droomen voorbij ziet gaan. Vorige Volgende