De Gemeenschap. Jaargang 8
(1932)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 607]
| |
Eric van der Steen
| |
[pagina 608]
| |
Zon en geen wind, een dorp, een heet wit plein,
de schaduw waar wie niets doen welkom zijn,
(geen geld, geen werk, geen land, alles komt later)
want voor ons, luierend om de fontein,
speelt maestro Toscanini in Turijn
een symphonie van Mozart als dit water.
De zwaluwen verlaten
hun zuidelijke rijken
en komen voor den zomer
naar Holland en Hannover,
ik drentel door de straten
en vind mij op hen lijken,
ik wil alleen veeleer
naar 't Tanganjikameer.
Wie honger lijdt wordt door
den drank snel overmand,
hij vindt een steun en valt
reeds naar den tweeden wand,
mijn hart zoekt als een dronkaard steeds
den anderen kant,
ik droomde laatst met heimwee haast
van Nederland.
Het water vloeit over het heldere grint,
er is bijna
bijna geen wind.
Ik woon dichtbij onder de kastanjeboomen.
Het is Juni,
vanavond begint
de nachtegaal te zingen als een kind
in den hemel,
ik zal er in mijn land
snikkend van droomen.
| |
[pagina 609]
| |
Het dal is nu de Junisterren flonkren
koeler dan de hooge berg erboven,
maar in de laagte komt het donker eerder,
zonder licht steekt nu geen veerman over.
Twee kinderen met kleine witte hoeden
laten zich voorzichtig spelevaren.
Het was de schemering die deed vermoeden
dat het groote waterlelies waren.
Cuun v.d. Steene
|
|