De Gemeenschap. Jaargang 8
(1932)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 594]
| |
Anton van Duinkerken
| |
[pagina 595]
| |
Dat het nu eenmaal zoo moet zijn
En hier omlaag niet anders kan.
Daar trek ik een salaris van
Voor dertig dagen chaggerijn.
De jongste maat is eigenwijs,
Omdat hij idealen voedt,
De baas, die hem betalen moet,
Integendeel is grijs.
De chef gaat naar den grijzen kant
En slijt zijn kleeren tot den draad,
Want hij zingt daaglijks in de krant
Den lof der Roomsche daad.
Hij noemt zich trotsch een oude rot
Der Roomsche troefjournalistiek,
Daar zit, zegt hij, in 't vak muziek
En 't is de wil van God.
Van kruistocht, kerkvoogd, kathedraal
Viert hij het eeuwfeest mooi op tijd,
In twee kolommen Roomsche taal -
(De drukpers is gewijd).
Zijn ochtendstondsche leekenpreek
Wordt onderbroken door een vloek,
Als ik het telefoonboek zoek
Of iets te hardop spreek.
't Verzoek hem niet te hinderen
Ligt hem bestorven op de tong
Hij heeft slechts anderhalven long
En negen kinderen.
| |
[pagina 596]
| |
Wat spreekt gij hem van ‘kruis of munt’?
Hij waagt in 't heilige bedrijf
De weinig adem voor zijn lijf,
Die de directie hem vergunt.
Wanneer de baas een toespraak houdt
Geeft hij den chef een compliment.
Verdiensten worden graag erkend
Maar schaarsch beloond met goud.
Dat kan er trouwens moeilijk af
En waardeloos is 't aardsche slijk
Als ik naar de belooning kijk
Aan d' overzij van 't graf.
Soms sterft een oude journalist.
Dan schrijf ik bij mijn boterham
Een stichtend In Memoriam:
‘Ofschoon reeds d' ingewijde wist
Dat hij den laatsten tijd verzwakt
En vaak bedleeg'rig was, toch zal
Dit onverwachte sterfgeval
Ontroering wekken. Eenmaal zakt
Voor ieder onzer het gordijn
(De wereld is een schouwtooneel)
Maar met zijn bovenaardsche deel
Zal hij gelukkig zijn.’
Zoo spel ik bij een anders baar
Mijn lot en voel mij levenszat.
Dit is om twee uur kant en klaar
Voor 't avondblad.
| |
[pagina 597]
| |
De rhythmus van mijn harteklop
Gaat met het drukpers-tempo mee:
Om tien minuten over twee
Neem ik de markten op.
En 't laatste werk van elke week
Na 't keuren van de bioscoop
Is mijn gewone Zondagspreek
Over de deugd van hoop.
|
|