Kroniek
Film
De tooneelleider spreekt
Telkens als een tooneelleider geinterviewd wordt over zijn toekomstplannen, begint hij een praatje over de film en dit praatje is meestal niet méér dan een praatje. Het lijkt, alsof de tooneelmenschen in de film hun zwaarste concurrent zien, maar zij vergeten daarbij, dat niet de film het tooneel bestookt, maar: de bioscoop den schouwburg.
Het zal ongeveer een half jaar geleden zijn, dat Cor van der Lugt Melsert een redacteur van Het Vaderland enkele zonderlinge uitspraken op de mouw spelde zonder dat deze redacteur op de gedachte kwam orde te scheppen in den gedachtenchaos van den tooneelkunstenaar.
Thans is de beurt aan Louis Saalborn, die een Telegraaf-interviewer bereid vond tot het noteeren van enkele onbegrijpelijkheden.
De heer Saalborn meent - volkomen terecht - dat ‘het tooneel kunst kan brengen, die de film niet brengen kan’. Dit is een waarheid als een koe en dus overbodig gezegd te worden. Men kan de zaak ook omkeeren en zeggen, dat de film kunst kan brengen, die het tooneel niet brengen kan. Maar zoo bedoelt Saalborn het blijkbaar niet, want hij preciseert: ‘directer kunst van mensch tot mensch, spontaner humor, het levende leven, kortom alles, wat zich nooit zal laten mechaniseeren’.
Ziedaar weer het afgezaagde misverstand. Voor Saalborn e.a. is de film nog altijd de mechaniseering van het tooneelstuk. Deze heeren gaan blijkbaar te veel naar de bioscoop en te weinig naar de film. Anders konden zij weten, dat er onder hen niet één rot is, die ooit het tooneelstuk ‘Turksib’ zal opvoeren noch een theaterstuk, dat ‘Potemkin’ zou heeten en dat ook maar in de verte op de film zou lijken.
‘Mechanische tooneelkunst kan volmaakter zijn, maar ze is in wezen afhankelijk van de natuurlijke tooneelkunst. Ze is tweedehands; het levende tooneel is primair’. Afschuwelijke nonsens! Want film is geen ‘mechanische tooneelkunst’ en dus van niets afhankelijk en dus niet tweedehands maar volstrekt autonoom. De heer Saalborn verwart