De Gemeenschap. Jaargang 8(1932)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 464] [p. 464] Eduard Brom Aan mijn vrouw 20 Juli 1932. Ne li occhi porta la mia donna Amore, Per che si fa gentil cio ch'ella mira. Dante Alighieri. (1265-1321) Je fijne gratie mij omwevend Als geuren delikaat, Je geest zoo lichtend en zoo levend Mijn geest omzwevend, saâm opstrevend ..... Je teêre vrouwlijkheid, mij gevend Een nieuw geluk nog laat Maar jong en lichtend als een avend Van droom en kleur en koelte lavend, Een avond die héél langzaam duistert, Maar door geen duister wordt ontluisterd ..... Want de avond-Schoonheid wil niet marren: Uit dage-scheiden Zij ontluikt In mane-glans en gouden starren, In blijheid die de vogel tjuikt: Een avond die den nacht weêrstaat Tot aan den nieuwen dageraad! Laat dan mijn avondbeê je danken In zacht koraal van morgenklanken, Alsof mijn ziel pas werd gewekt En nu opééns zichzelve ontdekt, Als zon uit wolken openbrekend, En met een vreemde stemme sprekend, Aan lang verzaamde zingens-stof Ontleenend plots der Liefde lof! Vorige Volgende