| |
| |
| |
Kroniek
Architectuur
Het Leidsche Raadhuis
De ‘poet’ is bijna binnen. - Leiden stemt voor middelmaat. - Raad beter dan B. en W. - Toren verplicht nummer. - Kropholler's bedje gespreid. - Dudok wascht liever zijn handen. - Zwakke jury zonder macht. - Nieuwe zakelijkheid geweigerd.
Ongeveer 1 Juli j.l. schrijven B. en W. aan den raad o.a.:
‘In onze vergaderingen van 18 en 25 Februari werd de naar aanleiding van uw besluit te volgen gedragslijn overwogen.
Besloten werd, overeenkomstig den duidelijk door u te kennen gegeven wensch over het plan-Dudok nog geen beslissing te nemen, en dit plan aan te houden, totdat uwe vergadering in de gelegenheid zou zijn geweest ook over de in het raadsbesluit van 2 November bedoelde plannen van eenige andere architecten een besluit te nemen.
Tot ons genoegen ontwaarden wij uit de adviezen van de commissie van fabricage, dat zij zich kon vereenigen met het dezerzijds ontworpen nader terreinplan, waarbij van de gelegenheid is gebruik gemaakt, om de smalle en aan de hoek-Breestraat gevaarlijke Koornbrugsteeg te verbreeden en het nieuwe raadhuis in verband hiermede, doch natuurlijk met intactlaten van den ouden gevel eenigszins oostwaarts te projecteeren. Vergeleken met het plan-Dudok zal het te bebouwen raadhuis-terrein 133 vierkante meter grooter in oppervlakte zijn.
Ook omtrent de keuze van de architecten, die alsnog tot het indienen van plannen zullen worden uitgenoodigd, zijn wij met de commissie tot overeenstemming gekomen. Met haar is onze keuze gevallen op de heeren C.J. Blaauw, te Haarlem, A.J. Kropholler, te Wassenaar en H.F. Mertens, te Bilthoven. Overeenkomstig de meening van de commissie, besloten wij verder ook den heer Dudok in de gelegenheid te stellen een ontwerp voor het thans aangegeven bouwterrein in te dienen. Verder zal in elk geval een toren moeten worden geprojecteerd,
| |
| |
waaromtrent de architecten vrij zullen zijn met betrekking tot de plaats, den vorm, enz.
Ten aanzien van de wijze van behandeling van de ingediende plannen sloot de meerderheid van de commissie zich bij ons gevoelen daaromtrent aan, n.l. om over de plannen het advies in te winnen van eene commissie van beoordeeling, welke adviescommissie dan tegelijk met de aanwijzing van de bouwmeesters, aan wie zal worden verzocht de nieuwe plannen te ontwerpen, moet worden samengesteld. De minderheid der commissie acht een dergelijke adviescommissie niet noodig en zou tot samenstelling daarvan alleen willen zien overgegaan, indien na indiening van de nieuwe ontwerpen de noodzakelijkheid hiervan mocht blijken.
Ons college is van oordeel, dat het noodig is, dat een dergelijke deskundige commissie ons college en uwe vergadering bijstaat bij de beoordeeling van de in te dienen plannen en het aangehouden plan-Dudok, echter in dien zin, dat geen bindend advies zal worden uitgebracht, zoodat de uiteindelijke beslissing aan uwe vergadering blijft.
Het komt ons dus voor, dat moeten worden uitgenoodigd, om in de deskundige-commissie van advies zitting te nemen de heeren dr. H.E. van Gelder, directeur van den dienst voor kunsten en wetenschappen te 's-Gravenhage, ir. G.C. Bremer, rijksbouwmeester te 's-Gravenhage, H. van der Kloot Meijburg, architect te 's-Gravenhage, ir. G.L. Driessen, oud-directeur van gemeentewerken te Leiden en qualitate qua de directeur van gemeentewerken alhier.
In den bovenstaanden geest richtten wij op 21 Mei uitnoodigingen tot de genoemde heeren. Pas nu hebben wij zekerheid, dat de gevraagde heeren bereid zijn zitting te nemen in de commissie van advies en dat de heeren Blaauw, Kropholler en Mertens gevolg zouden geven aan een uitnoodiging tot het ontwerpen van plannen voor den raadhuisbouw in den aangegeven zin.
De heer Dudok bleek hiertoe niet genegen.’
In de raadsvergadering op 11 Juli wordt deze voordracht aangenomen, echter gewijzigd met de volgende voorstellen.
1e. | het voorstel van den heer Huurman om behalve de door B. en W. voorstelde architecten ook uit te noodigen de Leidsche architecten Buurman en ir. v.d. Laan; |
2e. | het voorstel van den heer Groeneveld om binnen de rooilijn te bouwen zonder dat er een winkelgalerij in het plan mag worden opgenomen; |
3e. | het voorstel van den heer Knuttel om alsnog den heer Plantenga uit te noodigen om zitting te nemen in de commissie van advies. |
| |
| |
Verworpen werden het voorstel van den heer Simonis om de uitbreiding tot aan de Korenbrugsteeg te laten vervallen, alsmede het voorstel van den heer Knuttel om in de plaats van den heer Kropholler den heer v.d. Vlugt, bouwmeester van het fabrieksgebouw van Van Nelle, en indien deze niet in aanmerking wenschte te komen, den heer Frriedhof, bouwmeester van het raadhuis te Enschede, te benoemen.
Resumeerend zijn dus uitgenoodigd tot het maken van een ontwerp de architecten Kropholler, Mertens, Blaauw, Buurman en van der Laan; de commissie van (niet bindend) advies aan den Raad bestaat uit de architecten Bremer, Van der Kloot Meyburg en Plantenga, den museum-directeur van Gelder en den oud-directeur en den tegenwoordigen directeur van Gemeentewerken. De oude gevel wordt in het plan opgenomen.
Allereerst valt op in de voordracht van B. en W. de vriendelijke manier, waarop Dudok ‘verder ook’ wordt uitgenoodigd. Dudok had destijds plannen gemaakt, die niet door deskundigen werden beoordeeld doch die de ouden van geest bang maakten en naar Kropholler dreven.
Met Mertens en Blaauw, ongevaarlijke camouflage der partijdigheid, wordt deze binnengeleid op de ‘escalier d'honneur’. Dudok, gevaarlijker, komt achteraan. Zonder één woord van erkentelijkheid voor zijn reeds gemaakte, door de leeken verscheurde plannen, schrijven B. en W., dat Dudok hiertoe niet genegen was. Zeer begrijpelijk!
De Raad voegt er twee Leidsche architecten aan toe; de motie van een raadslid om Kropholler te vervangen door van der Vlugt (van Nelle's fabriek) wordt met bijna algemeene stemmen verworpen. Plantenga komt in de jury, zoodat de leeken daarin niet meer de meerderheid bezitten. Kon van der Vlugt niet aan de architecten worden toegevoegd; de angstigen hadden aldus nog een kans gehad om rechtvaardig te zijn. In de Schweizerische Bauzeitung staat bijna iedere week een uitslag van de inzendingen over de prijsvraag voor een of ander belangrijk bouwwerk - het prijsvraag-systeem is daar sterk in zwang - en altijd zijn daarbij één of meer oplossingen van ‘internationalen’. Ook in Duitschland ziet men hetzelfde: Cropius, Mies von der Rohe worden geregeld uitgenoodigd. Maar bij ons wordt nog hemel en aarde bewogen om een man te paard te helpen die herhalingen geeft - zij het op gevoelige schilderachtige wijze - van een vroegere internationale stijl in haar kleinsten vorm: de Oud-Hollandsche baksteenrenaissance en die met uilenoogen knipt tegen nieuwe denkbeelden, die zon en daglicht laten gelden.
Over de keuze der architecten slechts: er is geen enkele ‘vent’ bij. De jury bestaat uit tweederangs krachten; Bremer, de Rijksbouwmeester,
| |
| |
heeft in Maastricht bewezen, met zijn Provinciehuis en zijn Maasbrug, dat hij de kool niet kan sparen en van de geit nog geen verstand heeft; het zitting nemen van Dr. van Gelder, onderteekenaar van het manifest Kropholler, is onfatsoenlijk.
Het raadhuis moet een toren krijgen - had le Corbusier's palais des Sovjets of palais des nations er een? - en het zal een toren worden met trapgeveltjes en een leien dakje - o symbool der totstandkoming! - en een klok met cijfers; uit de galmgaten zal iederen avond het carillon tinkelen, dat de zelfvoldane burgerij van het kleine stadje zoetjes in slaap speelt. Herfsttij der middeleeuwen.
S. VAN RAVESTEIJN.
| |
Verbetering
In het vorig nummer viel onder de architectuurkroniek de naam van de schrijver, Ir. S. van Ravesteijn, weg. Een al te laks dagbladschrijver, heeft zonder de moeite te nemen de inhoud van het tijdschrift, waarin de naam van den chroniqeur wel is vermeld, op te slaan, deze ‘anonyme’ aanval eventjes afgeslagen. Reden waarom wij alsnog deze verbetering onder de oogen van de lezers brengen.
| |
Tooneel
De weg naar het landgoed ‘Walden’ wordt aan weerszijden veraangenaamd door een stuk gooise hei, waar de zondagse natuur-zoekers een bioscoopsfeer gebracht hebben met hun triestige opgewektheid in zonnebad-costuums, waari ieder boompje de wacht houdt bij een paar gestalde auto's, die door hun afbetalers verlaten zijn voor de kleffe jeugd-nabootsing met balspelletjes en ersatz-vreugde.
Behalve de barre middag-zon hadden we ook die onverduwbare levenslust nog te verdragen voor de Waldense stilte om ons heen ruiste. Daarbij kwam, - en dit is een eerlike bekentenis - de vrees van een zomerse zondag te verdoen met goedgemeend maar onbeholpen dilettanten-toneel, dat het nu eens in de tijd van spreekkoren met Langendijk wou proberen.
Maar toen we enkele uren later terugfietsten tussen de heivlakten door, waar nog steeds de zonne-kinderen de Maandag ver van zich hielden in hun liefde voor de onnatuur, moesten we tot de erkenning komen dat het zien van deze opvoering ruim had opgewogen tegen de barbaarse hitte, de fietstocht en de kennismaking met de stadsdrukke gooise hei. Is deze erkenning niet een voldoende oordeel?
| |
| |
Het Jong Tooneel uit Bussum heeft op een open plek van Walden, met eigen krachten het theater aangelegd en speelde nu Don Quichot op de Bruiloft van Kamacho van Pieter Langendijk die dit stuk op 17-jarige leeftijd voltooide. Die theater-aanleg en die 17 jaren zeggen natuurlik niets, maar hier paste de gehele opvoering zo simpatiek tussen deze mededeelingen dat alles te samen een eenvoudige maar weldoende en schone blijheid vormde.
Het stuk heeft geen bizondere kwaliteiten. Het was in zijn jeugdige vlotheid en vloeiende taal, in zijn open maar handige opbouw, in zijn oppervlakkige maar ook niet missende karakteristiek, aangewezen voor dit groepje en voor deze plaats. Iedere analyse zou topzwaar lijken bij dit lachend verloop der gebeurtenissen, zooals iedere detail-kritiek overbodig is bij het zonnig en tintelend geheel van het spel. Het verwonderde immers niet in het minste dat een enkele speler, - maar het was ook werkelik slechts één enkele - met zijn vuisten en voeten niet voldoende raad wist, dat hier en daar de rijmregels niet strak genoeg op elkaar sloegen, dat soms het opkomen uit de bosschages wat te veel tijd vorderde. Het verwonderde integendeel dat bijna alle meespelenden zo'n los en natuurlik gebaar wisten te vinden en vol te houden, dat zij de verzen zo gemakkelik en ontheatraal zegden, dat de regie een boeiende bevalligheid had weten te verkrijgen. Hier dienen vooral genoemd te worden: Vetlasoupe, de kok, en Kamacho, de rijke boer.
De regisseur Ad. J. Sassen, die op een sappige wijze de rol van Sanche Pance speelde, en die met de zeer goed getypeerde Don Quichot een prachtig paar vormde, had in het derde bedrijf dansen ingelast. De oude danswijsjes klonken op fluit en viool zo gelukkig, de groepdans werd zo lentelik uitgevoerd, dat het talrijke publiek, toch al opgewekt door het montere spel, moeite had om een eind aan de bruiloft te maken. Of bleven de mensen wachten op het weer-verschijnen van Ronsinant en Graewtje, het oud mager paard van Don Quichot en de ezel van Sanche Pance? Want dat was een der wonderlikste verrassingen van deze middag: het opkomen van de dolende ridder met zijn hongerige schildknaap. Hun rijdieren misten de banale werkelikheid en waren in hun fantastiese clownerie een sublieme vondst. Ver boven alle ‘lol’ uit hielpen deze wonderdieren het stuk tot een echt blij-spel maken en het zal onmogelik zijn de surrealistiese stand van de beesten tussen de bomen te vergeten. De volgende opvoeringen zullen dan ook, hopen we, het publiek niet vergeefs laten wachten maar aan het eind der lustige bruiloft de ridder van de droevige figuur met zijn schildknaap zien vertrekken op hun tover-dieren, een nieuw avontuur tegemoet.
H. KUITENBROUWER.
| |
| |
| |
Film
Schund in het Journaal.
Het journaal in de bioscoop is ‘maar’ bijprogramma, zooals de exploitant dat noemt. Hij taxeert het op de waarde van het acrobatennummer of de coloratuur van juffrouw Jankhals. Hij, noch de fabrikant denkt er aan, dat het journaal óók film is en tegenwoordig zelfs geluidsfilm. Beiden verwachten van den operateur, die het journaal neemt, dat hij actueel zij. Buitengewoon actueel. Ten koste van alles actueel. Nóg actueeler dan de concurrent. Bij Paramount heet het journaal ‘The eyes and the ears of the world’. Fox noemt het in Nederland ‘Wij bieden U het interessantste, het actueelste van alle landen der aarde’ en de luidspreker versterkt dit hoogst-arrogante gebrul tot een schreeuw van onbeschaamdheid.
Bleef het maar bij die schreeuw, de leugen zou slechts een nuance grover zijn. Maar wat het journaal biedt, is erger. De helft der journalen bestaat uit legerdemonstraties: manoeuvres van vliegmachines in de United States, vlootparade in Engeland, artilleriegevechten in Duitschland, Mussolini inspecteert de luchtvloot of bergartillerie, het Japansche leger concurreert met het Westen. De dingen zijn er om gefilmd te worden.
Maar dit is nog niets. Groote rampen en kleine ongelukken zijn dankbaarder materiaal. Op zich is dit niet zoo erg. Het ligt er maar aan, hoe het gezien wordt. Het wordt doorgaans gezien door de oogen der Schund. Alleen de emotie is het doelpunt en liefst, en dus, de laagste emotie, de sensatie om haar zelfs wil. Men speculeert op den laagsten hartstocht. De opgevreten neger uit Trader Horn is er nog maar een kind bij. Die stierf namelijk zoo logisch mogelijk in het proces der jungle-romantiek, nietwaar? Het was maar film, al was het de meest vieze werkelijkheid, naar men blijft volhouden.
Nee, dàn de heusche ongelukken, die we in de krant uitgemeten vinden, als ze historie geworden zijn. De filmcamera verrast het ongeluk op den stond zelf en bewaart het voor de eeuwigheid. Dit is mooi. Men zal toegeven dat het zijn nut kan hebben gruwelen vast te leggen, zooals de politie-fotograaf dat doet. Maar dat schijnt de bedoeling niet te zijn. De menschen in de bioscoop willen griezelen na betaling.
En zoo gebeuren er rare dingen, waar geen keuring raad mee weet. Denkt U even terug aan het ongeluk van de ‘Akron’. Drie matrozen, die niet tijdig het touw konden loslaten, gingen mee de lucht in. De
| |
| |
camera-man was aanwezig wegens de actualiteit en richtte, dank zij zijn op sensatie ingesteld instinct, direct en zonder dralen zijn lens op de slachtoffers. De onderste matroos tuimelde naar beneden en de camera zwenkte mee, tot de man te pletter viel. Geen fragment van een seconde aarzelde de camera, geen moment beefde zij en onmiddellijk kreeg zij den tweeden man in het vizier, die niet direct vallen wou, en als bij afspraak de spanning vast hield, tot ook deze brak. Met roem beladen kon de knappe operateur zijn celluloid per snelste vliegmachine naar de fabriek sturen, waar het geval met koortsachtige haast werd ontwikkeld en in circulatie gebracht. Een prachtjournaal, van bijzonder actueele beteekenis! Konkurrenzfähig als geen ander!
Het sloeg in en de botte menigte savoureerde de Schund tusschen de norico's en de z.g. cigarette égyptienne, turkish blend, big, size, verhoogd accijns.
Ik heb eens een worstelwedstrijd gezien, waarbij twee op menschen gelijkende beesten elkaar trachtten te villen en als vadsige olifanten over elkaar tolden of als padden kleefden. Het was vies en het stonk.... zichtbaar. Ik heb eens een toreador aan flarden zien scheuren door een stier, die in zijn volste recht was. De stier had meer manieren dan de operateur van het interessante journaal, want het beest liet zijn slachtoffer verder met rust, terwijl de operateur, alweer vanwege de actualiteit, een meer dan gewone belangstelling aan den dag legde voor de uitpuilende ingewanden van het slachtoffer, dat zich zeer natuurlijk gedroeg en de actualiteit van het journaal besefte.
En zoo is er méér.
Waar is de keuring, die deze monstrueuze vertooningen verbiedt? Als er dan toch gekeurd moet worden, waarom dan altijd met lijf en ziel op de liefdes-esbatementen, terwijl de meest scabreuze journaal-, wreedheden aan kinderen van zes tot tachtig worden voorgezet in al de suggestieve kracht van den plotselingen close-up?
Het is maar bijprogram!
CLOSE-UP.
| |
| |
| |
Muziek
Jop Pollmann: ‘Het blonde Riet.’
Met warme ingenomenheid gewaag ik hier van een liederenboekje, dat als een nieuw sterretje het leven belichten wil. Het is een bescheiden boekje, maar het bevat een schat aan schoonheid: 53 edele Hollandsche liedjes uit verschillende eeuwen, waaronder zéér oude. Hierbij reken ik ook eenige canons. Voor hen, wier ideaal het is de gezonde en zinrijke muziek-beoefening in den huiselijken kring te behouden en te bevorderen is deze verzameling geschikt, voor zoover zij niet grootere en oude verzamelingen bezitten. Wie grootere kinderen echte Hollandsche schoonheid in muziek en poezie wil leeren waardeeren en liefhebben, kan met dit boekje beginnen. Geen beter wapen tegen radio-hartstocht en lawaaierige uithuizigheid dan met elkaar te zingen en te spelen in eigen huis.
De heer Jop Pollmann maakte een heel goede keuze en ik geloof dat hij naar zeer rationeele principes de melodieën noteerde. Wanneer ik over enkele metrische verhoudingen andere meening heb, beteekent dit geenszins dat ik zijn opvattingen over rhythmiek in 't algemeen niet zou kunnen waardeeren.
De uitvoering van het boekje is niet in waarde evenredig aan den inhoud; een zóó frissche publicatie had smakelijk en met meer distinctie moeten verzorgd zijn.
H. ANDRIESSEN. |
|