| |
| |
| |
[Gedichten van Anton van Duinkerken]
Anton van Duinkerken Goethe-herdenking
Vrij naar Stefan George.
Wij trokken door een teed'ren dageraad
van zomers afscheid, tusschen dauw en doom
naar Weimar, waar hij stierf. Nog altijd staat
de stadsmuur sterk gevest en sluit den droom
van wereldburgers-vrijheid binnen wallen.
Wij kwamen voor zijn stille huis. 't Gemoed
dwong tot eerbiedig zwijgen, want waar allen
luidruchtig schreeuwen wordt de stilte een groet.
Na weinig uren knarsen de scharnieren
van dit gewijd verblijf: 't beduimelend gemeen
betast, wil het gelooven, elken steen
en viert zijn vreugd in kreten als van dieren:
het zal zichzelf in dezen groote vieren
en vraagt, gehoorzaam aan de luidste stem:
hoe maken wij ons 't best een beeld van hem,
dat wij met ònze deugden kunnen sieren?
Wat weet gij van zijn wijden droom, zijn zangen,
die gij beduimelt? Hoe hij immer leed
aan uwe veelheid, hoe hij schrikbevangen
zichzelf verborg in weemoeds lichte kleed
en met uw rust zijn onrust niet kon deelen?
Kwam hij weerom, nog schooner dan hij was,
wie uwer zou hem eeren? Zulk gewas
bloeit in geen tuin, betreden door de velen!
| |
| |
Gij rekent hem tot u en juicht daarom
en voelt uzelf vervuld van Goethe's wezen,
doch niemand uwer heeft gemeen met dezen
dat hij het eerst dit steile pad beklom,
waarop zich, nà hem, ieder veilig weet.
Vermoedt gij niet, dat gij u opgewonden
beweegt op wat in hem reeds is ontbonden
en het vergane nog ontsterf'lijk heet?
Lambert Simon
| |
| |
Anton van Duinkerken De vriend
Wij aten van hetzelfde brood de sneden
in 't zelfde huis, en van denzelfden wijn
nam hij den eersten teug en ik den tweeden,
doch zoo volkomen werd ons samenzijn,
dat wij elkanders oogopslag vermeden
om niet te denken aan onze eigen pijn.
Jozef Cantré
| |
| |
| |
Anton van Duinkerken Wreede wijn
Men schonk ons echter zoete wynen,
maer die wel haest te wreet
het rustelooze hooft doen quynen......
Naar zoeler streken voortgedreven
zag ik, voorbij aan verte en duur
de grenzen van het leven:
't Land, waar de zachtste zomerwinden
daar is aan aarde's milden schoot
geen warmer plaats te vinden!
Maar schoon ik vaak ben uitgevaren,
wijn, op uw speelsch compas,
hervond ik nooit waar 'k eenmaal was;
nu wil mijn dorst niet meer bedaren.
Lambert Simon
| |
| |
| |
Anton van Duinkerken Heugenis aan oud-wulven
voor Magda K.v.R.
Wij zagen op het smalle wandelpad
hoe 's morgens rond uw huis de boomen waren
aaneengeschaard als wilden zij bewaren
in stilte's koelte een heimelijken schat,
tot op het eerste kraaien van de hanen
de wind zacht heensloop uit zijn nacht-asyl:
een zwerver langs den weg, en wien 't beviel
zich over 't land een eigen weg te banen.
't Gerinkel van een emmer op uw erf
deed alle dingen leven, ver in 't ronde:
seringengeur woei los uit de gezonde
tros-volle struiken, en het speelsch gezwerf
van uchtends wind plaagde de boomen wakker;
een vogel wiesch zijn veeren in een plas;
dan sloeg een hond aan: op den zandweg was
de huifbedekte wagen van den bakker.
Zomer en zon bewogen om u heen
den dag voorzichtig als een zwaar te beuren
bloemkorf, die vol landelijke kleuren
iederen keer welriekender verscheen
en loomer scheidde, tot de blaren geelden,
de wegen ritselden onder uw voet:
hoe was bij haard en lamp dan de avond goed,
als vrienden van uw brood en wildbraad deelden!
In 't nat seizoen en bijna nachtlijk uur,
als 't fietspad blank stond van den zwaren regen
kwaamt gij met de petrolie-lamp ons tegen
en preest het landverblijf: uw waterkuur;
een verre hond begon verstoord te bassen,
maar vluchtte voor de regen op zijn huid;
de grendel op de deur was 't laatst geluid,
slaapkamerlicht viel glanzend in de plassen.
| |
| |
Anton van Duinkerken Nederlandsch lied
Edele ridders van Brabant,
Wanneer gij ten oorlog gaat,
Vergeet mijnen vriend niet te groeten,
Mijn vriend is een moedig soldaat.
- Hoe wilt gij zullen wij groeten
Uw vriend en wij kennen hem niet?
- Mijn vriend is niet moeilijk te kennen,
Want Vlaamsch is zijn vuist en zijn lied.
Mijn vriend is niet moeilijk te kennen,
Hij voert in zijn vaandel den leeuw,
Zijn armen zijn sterk en zijn oog is
Fel als de zon op sneeuw.
Mijn vriend is de dapperste strijder
Tot mijlenver hier vandaan.....
- Dan ligt hij in Frankrijk gekneveld,
Dat hebben de Walen gedaan.
- Mijn vriend ligt in Frankrijk gekneveld,
Was valschheid dus sterker dan moed?
Hoe zal hij zijn kluister verdragen?
Hij is van zoo edel bloed!
Nu wil ik, ridders van Brabant,
Wij zullen mijn vriend begroeten,
Wij zullen de Walen verslaan.
|
|