De Gemeenschap. Jaargang 8(1932)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 362] [p. 362] Anton van Duinkerken In memoriam Frederik van Eeden Eindelijk zal Gods licht u openbaren wat gij in 't duister tastend hebt gezocht: den zin der dingen, die op aarde waren angstvol-begeerlijk, en den vreemden tocht der menschenziel, die bij gedurig zwerven nergens een vaste rustplaats vinden mocht, wijl wij alleen bezitten om te derven en, in 't gestadig wiss'len der natuur smartlijk geboren, smartlijk moeten sterven. Harts liefste schat is hier geen dag, geen uur gevrijwaard tegen deez' veranderingen: aan het voorbijgaan meten wij den duur, want zooals 't lied verklinkt, terwijl wij zingen: totdat de stilte valt, volgt woord na woord, zoo is verandering de maat der dingen. Niets blijft ons bij en wat ons 't diepst bekoort missen wij 't bitterst in het uur van scheiden, het armst is hij, wien 't meest toebehoort. Welzalig dus, wie in geduldig strijden aardsche gehechtheid rustig overwon en de begeerlijkheid, waaraan wij lijden. [pagina 363] [p. 363] Sedert den dag, dat uwe reis begon, gedreven door het opperste verlangen, wist gij, dat leed alleen u zaal'gen kon. Uw hart bleef niet aan ijdle glorie hangen, uw werk werd door de geldzucht niet ontwijd, uw ziel was nooit van machtswellust bevangen. Van elken waan werd uw gemoed bevrijd, tot gij de waarheid simpel af mocht lezen en in 't vergankelijke beeld der eeuwigheid den schijn kondt onderscheiden van het wezen. Otto van Rees Vorige Volgende