| |
| |
| |
Jean Jacques Het graf des bisschops
Wie zal mijn pen zóó versnijden, dat ik er het heilige leven van den Bisschop mee beschrijven kan. Dit valt mij des te zwaarder, omdat de beweeglijkheid in 't tegenwoordige leven, mij telkens meesleurt van een punt, waarop ik 's Bisschops leven op 't schoonst kon zien en mij verkoelen in zijn geur van heiligheid. Want de Bisschop is al zeven eeuwen dood en hij werd begraven in de uitloopers van het gebergte, waar een kleine stad ligt.
Het is nooit erg druk geweest bij zijn graf. Er trokken pelgrims naar Spanje en Jerusalem, naar Rome en naar Bohemen, maar het graf van den Bisschop, schoon als heilige plek beschouwd, bleef vrijwel stil en verlaten.
Er kwam een enkeling, die in de stad vertoefde en uit de bevolking wel eens verhalen hoorde, hoe er dingen bij het graf gebeurd waren, waarvan ze wel niet durfden beweren, dat het wonderen waren, maar wondere voorvallen waren het in ieder geval wèl. Dit was interessant voor den enkeling, die terloops in het stadje vertoefde en weer met iets meer naar huis ging om met een tikje weemoed over te peinzen, of om naar voren te brengen, indien in een gezelschap het gesprek een religieuze wending zou nemen.
Dan zijn er nog drie heeren geweest met baarden. Zij kwamen elk afzonderlijk met tusschenpoozen van vele jaren. De eerste mat het graf in de lengte en in de breedte. De tweede mat het na en schreef een studie over den centimeter, die door den eersten gebaarde te weinig was gemeten. De derde betwistte de steensoort, die door de beide anderen was aangeduid en stelde bovendien enkele van de verhalen te boek, die hem in de stad over den Bisschop werden verteld.
Toen bleef het weer tachtig jaar stil op 's Bisschops graf.
| |
| |
Totdat plots een pater uit een klooster een stukje in de krant deed zetten, waarin hij erop wees, dat alle landgenooten de feestelijkheden plachten bij te wonen, die in de pelgrimsplaats, eventjes over de grens, telkenjare werden gevierd. Wist men dan niet, zoo schreef Zijn Eerwaarde, dat de stad haar eigen Bisschop had, een Bisschop, die zelfs veel langer geleden gestorven was, dan degene, die over de grens werd gevierd. Waarom, zoo vroeg hij, komt men niet hierheen, naar 't eigen land, naar onze stad, die voor natuurschoon en rijkdom aan monumenten toch zeker niet hoeft onder te doen voor wat men op gene zijde van de grens te bieden heeft.
Dit maakte de bevolking van het plaatsje wakker. Er werd een vereeniging opgericht, waarvan voornoemde pater geestelijk adviseur werd; en wijl het nog in de wintermaanden was, restte er nog ruimschoots tijd om de devotie tot den heiligen Bisschop aan te wakkeren tegen den tijd, dat allen de grens over plachten te trekken.
Op verschillende plaatsen in den lande werden lezingen met lichtbeelden gehouden, zoodat de bevolking aldaar reeds bij voorbaat kon verstillen en ontroerd worden bij 't zien van de steenen grafzerk op 's Bisschops graf.
Er werd een boekje uitgegeven met een zeer pieuze beschrijving van 's ouden Bisschops leven en afsterven en daarin werden meteen de hotelprijzen en de treinaansluitingen vermeld, ten gerieve van de velen, wier religieus gevoel naar de wijding van 's Bisschops graf zou uitgaan. De verwachtingen werden niet beschaamd. Als een golf van vroomheid en verdiept geestelijk leven sloeg over het heele land en al spoedig moesten er hotels en bezienswaardigheden worden bijgebouwd.
Vereenigingen kwamen van verre in groote groepen, tegen verlaagde reistarieven, omdat zij met zoovelen tegelijk kwamen. De roem der bedevaartplaats was niet meer te stuiten en de pater, die de geestelijke vader van dit alles
| |
| |
was, pater Anselmus met name, had in zijn kille cel te kampen met den hoogmoed, die zijn ziel bedreigde, nu hij zijn ijveren naar gepaste waardeering voor 's Bisschops nagedachtenis zoo rijkelijk beloond zag.
Maar het werd hem werkelijk bang te moede, toen sommige menschen in het stadje dingen gingen doen, die eigenlijk niet goed waren te keuren. Had men zich vroeger onthouden van stoutmoedige beweringen omtrent wonderdadige ervaringen bij 's Bisschops graf, en deze alleen maar als ‘hoogst opmerkenswaardig’ gekenschetst, al spoedig bleek, dat de meeste pelgrims, waaronder vaak geheele, groote en rijke gezinnen, te verstaan gaven, dat zij er dan ook maar liever heelemaal niets van geloofden, alhoewel dit niets aan hun devotie afdeed en zij niet minder koperen, zilveren en zelfs gouden afgietsels en boekjes met foto's van 's Bisschops graf kochten, dan zij van plan geweest waren.
Doch de bewoners van de stad voelden wel, dat al die wereldsche gasten, schoon vroom van bedoeling, de landelijke bezonnenheid misten, om ook in de grootheid van 's Bisschops goedheid te kunnen gelooven, zonder dat die zich met veel gerucht zou openbaren.
Daarom vertelden zij van toen af dan ook maar met meer overtuiging, van de wonderbaarlijke gebeurtenissen, die op 's Bisschops graf waren voorgevallen.
Dit was het, wat pater Anselmus zorg baarde. Neen, dat mocht niet. De menschen moesten niet gaan overdrijven; dat zou de zuiverheid van hun aller intenties slechts schaden. Daarom riep pater Anselmus het inzicht van den heiligen Bisschop zelf in.
En ziet, hoe deze bede werd beantwoord.
In den kloostertuin was een afgelegen boomgroep, waarvan de boomen als gewelven van een kerk, naar elkaar toegebogen stonden en waarin pater Anselmus met voorliefde vertoefde ter meditatie en overdenkingen.
| |
| |
In deze schemer verscheen hem op een laten zomerschen middag de Bisschop zelve, als een lichtend visioen tegen den donkeren achterwand, die alle bepaalde vormen had verloren.
‘Pater Anselmus,’ zoo zei de Bisschop, wiens stem zwaar klonk en stroef was als zijn gelaat, ‘Pater Anselmus, ga en preek tot de menigte, opdat men mij gebed schenke, inplaats van nieuwsgierigheid.
Ga en preek tot de menigte, dat de eeuwen van rust mij liever waren, dan het vertier, dat er thans om mijn graf heerscht.
Zestig pelgrims hebben in den loop der tijden mijn graf bezocht. Veertig van hen zijn behouden, zij 't zeer vermoeid, in hun land teruggekeerd; want zij kwamen van ver en te voet. De andere twintig zijn van honger omgekomen of van uitputting bezweken, na het volbrengen van hun boetetocht en zij allen verblijven in het Rijk der Hemelen.
Maar wie van deze ontelbaren, die nu op één dag mijn plaats bezoeken, wie van hen, doet anders dan nieuwsgierigheid ten toon spreiden, praten en praten en praten over duizend zorgjes, welke niet die des pelgrims kunnen zijn. Wie van hen is één oogenblik in den geest bij mij? Zij, die 't zouden willen, worden gestoord in hun devotie, omdat zij weg moeten voor de volgende ploeg, die vooruit betaalde om mijn graf te zien, of omdat zij kamers moeten bespreken, of omdat ze nog kaarten moeten schrijven of omdat ze op zeker uur ergens moeten zijn, waar de stroom hen meesleurt. Pater Anselmus, trouwe dienaar, preek tot de menigte en zeg haar, dat al deze drukte vol wereldsche zorg, waaraan alle devotie vreemd is, den Heer in den Hemel niet lief kan zijn.’
Men vond pater Anselmus bewusteloos.
Doch 's anderendaags verliet hij het klooster en trad in de menigte, waar hij ontstelde.
Uit alle richtingen kwamen autocars vol gillende jeugd, met bezweete gezichten, die het volkslied zong. Sommige kna- | |
| |
pen kregen slaag, omdat zij niet stil wilden zijn en deftige oude dames kregen toeval op toeval in de geweldige, krioelende drukte, die er om 's Bisschops graf heerschte, doordat zij telkens, als er een fiets in de menigte reed en opschudding verwekte, dachten, dat er weer een wonder gebeurde.
In de verte floten extra-treinen en even later kwamen nieuwe drommen huisgezinnen en gezelschappen, met koffers en valiezen, bestoft en warm, langs het wijd-vermaarde graf gedraafd, om eerst in de hotels hun kamers op te zoeken. Auto's toeterden en snerpten signalen, wielrijders wrongen zich tusschen de drukte door en lange groepen, met vaandeltjes en liedjes zingende, kwamen het tumult al maar grooter maken.
Pater Anselmus ging peinzend huiswaarts.
Ja, hij zou spreken, 's anderendaags zou hij spreken. Bij het graf ..... Hij sprak eerst heel lang met vader Abt en ..... 's anderendaags zou hij spreken bij het graf.
Dat had de eigenaar van het grootste hotel der stad, die zijn hotel, vlak bij het graf gelegen, reeds tot viermaal toe had moeten vergrooten, nauwelijks vernomen, of hij gaf er terstond ruchtbaarheid aan:
Actueel! - Actueel! - Actueel!
Pater Anselmus spreekt bij 't Wondergraf van den Bisschop.
BESPREEKT TIJDIG UW KAMERS IN
‘Centegaarde’, met zicht op het Graf.
Trein- en bus-verbindingen in alle richtingen.
Na afloop Vuurwerk.
Mist niet deze eenige gelegenheid om den Ontdekker van den Bisschop persoonlijk te hooren spreken. Bel op: 016164.
| |
| |
Deze advertentie deed zoowel den toeloop van bezoekers als de verontwaardiging van pater Anselmus in groote mate toenemen. En toen hij 's anderendaags sprak bij het graf, tegenover de talrijke met menschengezichten gevulde ramen van het hotel, voelde hij onder het spreken zijn toorn groeien en hij kon zich 's Bisschops graf, achter hem, niet anders voorstellen, dan als het misnoegde gelaat van den heiligen man, zooals hij het den dag ervoor gezien had.
Hij sprak niet meer schoon en de welsprekendheid, welker beheersching hem zekeren roem had bezorgd, was verre. Pater Anselmus schreeuwde en kreet vaak, en dat kwam ook, omdat hij zich schaamde. Want àl wat er gebeurde was tenslotte door hem ontketend, meende hij.
Maar rondom stonden de menschen, de honderden, de duizenden wellicht, die waren gekomen, om den ontdekker van den Bisschop persoonlijk te hooren spreken. Allen vonden mooi, wat pater Anselmus zeide; zij begrepen hem wel niet erg goed, want het leek wel, alsof de gewijde spreker tégen de devotie was inplaats van ervoor. Maar de meesten schreven dit misverstand aan hun eigen onwetendheid toe en durfden het voor elkaar niet bekennen. (De krant maakte het hun 's anderendaags niet duidelijker, want die schreef, dat pater Anselmus op de hem eigen, boeiende wijze op enthousiasten toon over de beteekenis van den Bisschop en diens graf had gesproken.)
Doch andere toehoorders, vereenigingsbesturen en hotelhouders uit de stad zelf, kwamen zeer opgewonden van de plechtigheid terug en belegden een vergadering in een hotelzaal, waar de gevolgen van deze onbegrijpelijke redevoering onder de oogen werden gezien. Er zaten in deze vergadering vijf hotelhouders met zware hartkloppingen, wijl de exploitatiekosten van hun hotels over de komende vijf jaren waren omgeslagen en waarbij geen rekening was gehouden met een verlaging van het devotiepeil der bevolking.
| |
| |
Wanneer er evenwel zóó gesproken werd, zou het religieus gevoel opzettelijk in een richting worden gestuurd, die nadeelig zou zijn voor den groei van de devotie tot den Bisschop.
Een deputatie werd naar Vader Abt gezonden, welke deputatie met een weinig hoopgevend antwoord terug kwam. Een telefoontje naar de krant leverde het verheugende nieuws op, dat de reeds gesignaleerde volzin bereids aan de vulpen des schrijvers was ontvloeid.
Onmiddellijk werd er een grootscher reclamecampagne op touw gezet, waarin de wonderen, door den Bisschop gewrocht, bijna even zeer geprezen werden als de goedkoope consumpties en de gladde dansvloeren.
Dit bracht weer evenwicht; maar voor het volgende seizoen moesten toch extra-maatregelen genomen worden. Daartoe klampte het comité tot bevordering der devotie tot den Bisschop een paar redacteuren van de krant aan, die bijna allemaal bijna-paters geweest waren en die nog altijd beter met overtuiging konden spreken dan schrijven, en vond deze heeren bereid, een paar redevoeringen voor de radio te houden. Dit geschiedde en om de zonderlinge redevoeringen van pater Anselmus te neutraliseeren, waren al deze spreekbeurten gegrondvest op de woorden van den H. Thomas van Aquino, dat er een zekere mate van natuurlijken welstand noodzakelijk is, om de deugd te kunnen beoefenen. Dientengevolge verbaasde zich niemand erover, rondom het graf des Bisschops zeer gezellige restaurants met duizenden attracties te vinden. Het volgende seizoen werd de stad dan ook door tienduizenden bezocht. Het was er drukker dan ooit en duizenden werden door de spoorwegen verzekerd tegen regen.
Er mocht thans bij het graf van den Bisschop niet meer gesproken worden, wijl de volksmassa, die daarop zou afkomen, het verkeer belemmerde.
Pater Anselmus preekte daarom maar in de kloosterkerk,
| |
| |
waar ook het publiek mocht komen. Maar er kwam alleen een trouwe schare geloovigen uit de stad zelf. De kermisdrukte werd door zijn woord niet gedeerd.
Nog eenmaal had pater Anselmus een visioen in den tuin van zijn klooster, doch daarvan kwam geen woord over zijn lippen, want men vond hem dood liggen onder de zonderlinge boomenkoepel.
Van toen af stond niets meer den groei der devotie tot den Bisschop in den weg. Er was geen landgenoot, die niet komen kon tot aan Zijn graf.
Want bij aankoop van twintig scheermesjes kreeg men een lot, dat kans bood op een reis naar 's Bisschops graf. Van vele andere loterijen was zoo een reis de hoofdprijs en voor duizend cigarettenbons kreeg men het recht, zich bij een der vele gezelschappen aan te sluiten, die des zomers de omgeving van het graf des Bisschops vol wijding en luister deden opleven.
Jozef Cantré
|
|