De Gemeenschap. Jaargang 8(1932)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 289] [p. 289] [Gedichten van A.J.D. van Oosten] A.J.D. van Oosten Loons-verlaging 't Is deze maand maar vijf procent. Wat zal ik klagen? Het had het dubbele kunnen zijn, of evengoed, kon 'k tegen 't eind der volgende ontslagen geworden zijn, zonder te weten wat ik dan beginnen moet. Het is maar vijf procent. De kapitalen uit welker interest de zaak ons geld betaalt hebben dit jaar het volle pond niet kunnen halen, nu worden wij daarom gekort voor onbepaald. Het is niet erg. Het is maar vijf procent. Die sparen wij wel weer uit op de genoegens van den kleinen man. Het is zelfs goed. Op die manier vergaren wij ons geen schatten die de mot of roest verteren kan. Wel zegt de Schrift: gij zult 't loon niet verkleinen van wien het toekomt. Maar dat gold voor den ouden tijd. Vandaag-den-dag moet die bekrompenheid verdwijnen en elk voor zich maar zien dat hij geen honger lijdt. Wij gaan bemoedigd voort naar werkplaats en kantoren. Want de arbeidsloosheid is een staat die afschrik wekt althans voor ons, die niet tot hen behooren wier buik en beurs nog stevig is gespekt. 't Betreft maar vijf procent. Wij kunnen 't beter lijden en eerder toekomen met minder vuur en licht, dan zij, die vredig smullen bij den nood der tijden terwijl aan ons een misdaad wordt verricht. [pagina 290] [p. 290] A.J.D. Van Oosten Directie-order 705 De zaak sluit. Door de firma worden thans nagenoeg geen winsten meer gemaakt; en eer zij in het ongereede raakt doen wij terwille van de goede orde dezen onzen laatsten plicht met dit (betreurd) ontslag-bericht: op heden zijn onze ondernemingen gestaakt. Tot onze spijt. Zoo 't kon, vrij zeker waren wij voortgegaan met ons (zij 't zorgelijk) bedrijf; gij allen hebt bemerkt hoe wij, door vijf, door tien procent op uw loon uit te sparen gedaan hebben wat mogelijk werd geacht; het heeft geen heil gebracht en noodgedwongen bergen wij het veege lijf. Wij scheiden. Bij dit al doet 't ons genoegen dat gij vooreerst niet onverzorgd staat in uw lot, al gaat bij ons de groote deur op slot gij kunt u nog bij 't armbestuur vervoegen. Wij hebben steeds met veel voldoening saamgewerkt, trouw personeel, doch nu de winst verdwijnt - is alles uit, Ga met God. [pagina 291] [p. 291] A.J.D. van Oosten Biecht in de goede week Voor Pater Fr. G. Schimmel O.F.M. Voor U Almachtig God, belijden wij onze allergrootste schuld, dat we in den schijn: voor U te strijden meest van onszelven zijn vervuld; dat wij Uw wil en welbehagen wel kennen, doch er niet naar doen; en nauwelijks meer naar Uw dienst vragen dan voor den vorm en om 't fatsoen; dat we U niet trouw genoeg aanbeden noch ijveriger en volstrekt Uw zoeten Naam hebben beleden doch dien, den dag door, meer bevlekt; dat wij te bang zijn om op te komen voor de eer van Uw strijdende Kerk; en nog in valsche schaamte schromen Christen te zijn in àl ons werk; dat wij ons niet genoeg gewennen aan de verzorging onzer ziel, hoezeer wij ook het oordeel kennen van 't zaad, dat in de doornen viel; dat wij den staat Uwer genade uur aan uur over ons gesteld, achteloos breken, als de Kwade ons hart bekoort met zonde of geld; [pagina 292] [p. 292] dat wij door onverschillig leven U wonden met een erger pijn, dan die Uw dood hebben bedreven en openlijk Uw vijand zijn; dat onze winzucht om den broode maakt dat ons' broeder honger lijdt, omdat ons de angst voor eigen nooden zwaarder weegt dan Uw Zorgzaamheid; dat wij ons deel van Uwen vrede verkoopen voor wat aardschen lust, omdat wij, man voor man, op heden niet meer zijn: Katholiek bewust; dat van den eerste tot den laatste een ieder zich voor U verschuilt; en wij de liefde tot den naaste voor braafheid hebben ingeruild; dat wij zoo straks weer zijn vergeten hoe wij hier, voor Uw Aangezicht dit biechtten, omdat wij versleten zijn in gewoonte-godsdienstplicht; Voor U, Almachtig God belijden wij deze onze allergrootste schuld: dat wij in naam wel voor U strijden, maar van onszelven zijn vervuld! Vorige Volgende