De Gemeenschap. Jaargang 8(1932)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 179] [p. 179] Aug. van Cauwelaert De benauwde ziel spreekt Zeg niet als ik straks verscheiden moet: dit was een man, rechtvaardig en goed. Geen mensch gaat uit zonder schaamte en schuld; dit uur is van droefnis en vrees vervuld. Zeg niet: God vond hem voorop de plecht, onverhoeds in het donker, wakend en recht. Vóór ons hart zijn geruischlooze vlerk bevroedt, besluipt de slaap ons dronken bloed. Zeg niet: 't is een korte en rechte reis, van hier tot in het Paradijs. God staat als een vuur aan het eindelijk end; maar geen mensch die den duur en den afstand kent. Zeg niet: hij was een vreemde in dit land, hij at het brood uit Gods eigene hand. Hij dronk Gods dauw in den dageraad, maar zijn dag verdwaalde en de nacht was verraad. Zeg niet: deze wereld verdierf hem niet. Ieder mensch is den and'ren verborgen gebied. Iedren mensch verbindt in het duister met God, een gesloten geheim en een bitter verbod. Daar is in elk leven een vlammend spijt; daar is voor elk leven barmhartigheid. Dies vrienden, bidt en bidt met mij, dat God dees ziel genadig zij. Vorige Volgende