De Gemeenschap. Jaargang 8(1932)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Louis de Bourbon Schipbreuk ‘De stuurman is ziek’, roept er een op 't dek. De man is gek. De kwestie is eenvoudig deze: de romp is lek. Er is één priester, en die bidt luidop. De matrozen steken hun grove kop in de kajuitskast van den kapitein. Daarin zijn dikbuikige flesschen wijn. Naast mij grinnikt een oude Cubaan: - zijn woorden zijn stoffig, maar zijn blik is spontaan - ‘het duurt nog zeker anderhalf uur, misschien zijn we allemaal op den duur eerder dronken dan dood.’ Maar ik, die dacht dat de stuurman floot, vlieg omhoog naar de campagne en loop blindelings in de armen van de eenige passagierende vrouw. Boven al 't tumult haar snierende stem: ‘ik blijf bij jou!’ Ik loop snel naar 't kombuis om de flesch aniset, die ik voor Maritza had weggezet. Ik zit nu aan stuurboord, en droom van de steden en heel mijn wild en zorgloos verleden. We zijn in diepzee en hooploos verloren; het water staat al aan de motoren. Ik kijk naast mij naar de half-bewustlooze vrouw, en heb van niets in mijn leven berouw. En terwijl ik langzaam de diepte inga, kijk ik onwillekeurig omhoog naar de ra, hoewel ik weet: er is geen land meer in zicht, tenzij het eeuwige niets of het laatste gericht. Vorige Volgende